Dit artikel is gedeeltelijk verschenen in het Maandblad Uitkeringsgerechtigden (MUG) in januari 2000.
Een vrouw heeft al jaren een uitkering. Ze was academisch gevormd, maar slaagde er niet in, in haar beroep werk te vinden. In die tijd was er in haar beroep een groot overschot. Ze bleef werkloos, na haar studie en kwam dus bij de Sociale Dienst terecht. Na enige tijd kon ze echter -zwart- toch een baantje krijgen. Ze ging aan het werk. In eerste instantie vond ze dit wel prettig; veel geld omhanden. Maar de beslissing, zwart te gaan werken zou haar nog in een moeilijke positie brengen. De Sociale Dienst kwam er na enige jaren achter, dat ze zwart werkte. de sociale Dienst constateerde, dat er voor fl 70.000,- aan onterecht uitgekeerde bijstand ging. Er werd tegen de berekening van de Sociale Dienst geprocedeerd, maar deze beroepszaken werden verloren. De cliente begon daarop met terugbetalen. Dit alles speelde zich af in de tachtiger jaren.
In 1995 overlijdt haar vader. De andere erfgenamen doen haar een aanbod voor de verdeling van de erfenis, maar hier gaat zij niet mee akkoord. Mevrouw verwerpt het aanbod. En weer komt de Sociale Dienst erachter, dat er sprake is van een erfenis, waar cliente recht op heeft. Per 1 januari 1995 wordt de bijstandsuitkering stopgezet. Met behulp van een advocaat ging de cliente in bezwaar bij Burgemeester en wethouders, maar dit leverde geen resultaat op. Het bezwaarschrift werd afgewezen. Daarop stelde de advocaat beroep in bij de Rechtbank. Er was immers wel sprake van een erfenis, maar er was ook een conflict over de verdeling ervan; cliente kon, hangende de juridische procedures en andere onderhandelingen over de verdeling van de erfenis nog niet over haar deel beschikken. Zolang de procedures nog niet afgewikkeld waren, en nog niet bekend was, hoeveel cliente zou krijgen, moest de bijstandsuitkering, wellicht in de vorm van leenbijstand, doorlopen. De Rechtbank erkende, dat dit het geval was. De erfenis was nog niet opeisbaar, en de uitkering moest doorlopen. Cliente leefde ondertussen van geleend geld van familie, waarmee nog wel een goede relatie bestond.
In de periode daarna leiden telefoongesprekken met en brieven aan de Sociale Dienst met de vraag, wanneer de dienst tot uitbetaling overgaat, niet tot resultaat. Pas in oktober 1997 zegt de Dienst eindelijk, dat zij tot uitbetaling overgaat van de periode januari 1995 tot oktober 1997. Daarna is het enige tijd stil. Juni 1998 is er nog niets uitbetaald. Cliente heeft geen cent gekregen, terwijl er recht op bijstand bestaat vanaf januari 1995. Na interventie van een advocaat zegt de Sociale Dienst, een nieuw onderzoek te zullen starten. Men wil weer alle gegevens over de nalatenschap, terwijl die gegevens al diverse malen waren verstrekt. Gezien dit laatste gaat de advocaat tegen deze beslissing van de Sociale Dienst in beroep. Ondertussen slepen de juridische procedures over de verdeling van de erfenis zich voort. In december 1998 (dus meer dan vijf maanden na indiening van het bezwaarschrift) wordt het bezwaar gegrond verklaard: er wordt weer bepaald, dat cliente recht had op bijstand vanaf januari 1995, dus inmiddels een periode van bijna vier jaar. In januari 1999 blijft het stil, maar in februari deelt de Sociale Dienst mee, dat opdracht is gegeven de achterstallige bijstand vanaf januari 1995 uit te betalen. En toen deed zich een nieuwe moeilijkheid voor. De Sociale Dienst deelde tevens mee, dat de software die bij de dienst op de computers is geinstalleerd een zo groot bedrag (bijstand van meer dan vier jaar) niet in een keer kan uitbetalen. Daarom krijgt cliente het bedrag in maandelijkse termijnen van fl 7000,- Maar.…zoals we in het begin zagen had de Sociale Dienst een vordering van in eerste instantie fl 70.000,- op de cliente. Daarom werd van het bedrag van maandelijks fl 7000,- tien procent ingehouden, de zogenaamde beslaglegging, rekening houdende met de beslagvrije voet van negentig procent van de bijstandsuitkering. Het resterende bedrag werd overgemaakt op haar bankrekening. Maar er is bij de Sociale Dienst ook een afdeling Debiteurenbeheer. Deze afdeling had waarschijnlijk geen enkel contact gehad met de afdeling, die de zaak van cliente behandelde, en zij constateerden slechts, dat hoge bedragen aan cliente werden uitbetaald. Deze afdeling liet vervolgens, nadat het bedrag van 90% aan cliente was uitbetaald, beslag leggen op haar bankrekening. Vervolgens was cliente-via de deurwaarder- gedwongen, de uitbetaalde negentig procent weer terug te betalen aan de Sociale Dienst. De advocaat van cliente constateerde, dat weliswaar beslag gelegd mag worden op een bijstandsuitkering maar dat dit niet verder mag gaan dan toen procent van de bijstandsnorm. De overblijvende negentig procent is de zogenaamde beslagvrije voet. Daarop sommeerde de advocaat de gemeente, de door de Sociale Dienst uitbetaalde en weer aan haar terugbetaalde negentig procent weer aan cliente terug te betalen. Dit weigerde de Sociale Dienst. Maar de advocaat wist, dat de deurwaarder in dezen een zelfstandige bevoegdheid heeft. Hij bekleedt een openbare functie, waarbij hij zelfstandig moet beoordelen, of de beslaglegging in overeenstemming is met de wet. Wanneer bij hem bekend is, dat er beslag gelegd is op een bijstandsuitkering, (dus een beslag van tien procent) en een instantie probeert abusievelijk nog verder beslag te leggen, dan moet hij zelfstandig beslissen, dat dit nieuwe beslag niet gelegd mag worden. Dus nogmaals: de deurwaarder moet zelfstandig beoordelen, of er rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet. De deurwaarde hief daarop- na interventie van de advocaat- het beslag op. Probleem was wel, dat er inmiddels al bedragen aan de Sociale Dienst waren terug betaald. Onder dreiging van een kort geding heeft de Sociale Dienst daarop besloten, eieren voor haar geld te kiezen, en het bedrag dat reeds onder het beslag was gevallen terug te betalen. Dit geld bleek bij de deurwaarder op een rekening geparkeerd te staan, al vanaf het negin dat beslag was gelegd. Cliente kreeg het geld. En dat was maar goed ook, want de familieleden waarvan cliente geld leende stopten hiermee, ze zat nu op zwart zaad. Er dreigde ontruiming vanwege huurachterstanden, het gas en licht was al afgesloten. Na bijna vijf jaar kreeg cliente haar bijstand.
De advokaat gaat nu alle kosten van juridische procedures, plus wettelijke rente en smartegeld van de Sociale Dienst terugvorderen. En intussen slepen de procedures over de erfenis zich voort. Wanneer de Sociale Dienst zich vanaf het begin aan de uitspraak van de rechter had gehouden, was dit allemaal niet nodig geweest. En dat geld van allerlei beslagleggingen, dat blijkbaar maandenlang op rekeningen van deurwaarders staat geparkeerd; wie profiteerd er van de rente, en hoe is de controle op de terugbetalingen aan de Sociale Dienst?
Piet van der Lende