Dit artikel is in geredigeerde vorm verschenen in het Maandblad Uitkeringsgerechtigden (MUG) van mei 2000.
Er zijn vele een-ouder gezinnen, die tussen de regels vermalen dreigen te worden, en die in feite ver beneden het bestaansminimum leven. Om dit te illustreren, twee voorbeelden van situaties, waarin moeilijkheden ontstaan, namelijk de zogenaamde ‘tienermoeders’, oftewel vrouwen beneden de 21 jaar met een kind, en vrouwen waarvan de kinderen 18 jaar worden. Stichting Mi Oso Es Mi Kas, een belangenorganisatie van bijstandsvrouwen constateert bij tienermoeders de volgende problemen. Er is vaak een huisvestingsprobleem. De meeste meisjes willen graag een eigen vaste woonruimte maar goedkope woonruimte is schaars in Amsterdam zodat de meisjes gedwongen worden langere tijd met hun gezin bij ouders of anderen in te wonen. Voor clienten beneden de 21 jaar is er geen volledige bijstandsuitkering, hierdoor ontstaan veel financiele problemen. De tinermoeders kunnen vaak ook niet aan hun toekomst werken door een scholing te volgen, omdat er geen oppas mogelijkheden zijn om hun kind naar toe te brengen. Reguliere kinderopvang is vaak te duur en de wachtlijsten zijn lang. Verder zijn er relatie problemen. Vaak is er een slechte of geen relatie met de vader van het kind. En daarbij nemen de vaders vaak geen verant-woordelijkheid voor de opvoeding, verzorging en/of financiële zaken.
Veel tienermoeders verkeren in een sociaal isolement. Ook zijn er meiden die zich in hun situatie eenzaam en onbegrepen voelen. En hun vriendenkring krimpt in, wanneer er een kind komt, waardoor zij minder weggaan.
Ook zijn er problemen met de eigen ouders en/of “schoonouders”. Regelmatig komt het voor dat de ouders zelf ook niet instaat zijn om hun kinderen te helpen en te ondersteunen. Financieel niet en niet op het gebied van ruime huisvesting. Anderen zijn het niet met de keuze van hun kind eens en sturen hen de straat op. Er ontstaan vaak grote spanningen in huis waardoor de leefbaarheid ondraaglijk wordt. Dit varieert van verbale ruzies naar fysieke conflicten.
De tienermoeders zijn vaak niet of laag geschoold of functioneren op een laag niveau. Er kan sprake zijn van culturele problemen en taalproblemen die weer leiden tot sociale problemen.
Een andere groep die vaak tussen de wal en het schip raakt is de groep vrouwen, waarvan de kinderen 18 jaar worden. Twee voorbeelden van het spreekuur van de Bijstandsbond.
Een mevrouw heeft een dochter van 18 die op het VWO zit. Toen de dochter 18 werd, ging de uitkering van de moeder omlaag van de norm voor een een-ouder gezin naar de norm voor een alleenstaande. Ze krijgt daarbij, omdat de dochter nog thuis woont, een toeslag van ongeveer fl 100,- De ex-man van mevrouw, de vader van het kind, verdient een behoorlijk salaris. Daarom krijgt de dochter slechts fl 150,- studiefinanciering. De sociale dienst wil verder niets doen. Men gaat er bij het berekenen van de studiefinanciering van uit, dat de dochter fl 450,- krijgt, maar gezien het hoge inkomen van de vader is dat niet zo. De vader verdient ook weer te weinig om volledig het levensonderhoud van moeder en dochter te kunnen betalen. Hij kan wel meer alimentatie betalen. Maar dan blijft mevrouw in de uitkering, en moet die alimentatie weer bij de sociale dienst worden ingeleverd. Een tweede voorbeeld. Een mevrouw heeft een dochter van 18 en de dochter klrijgt wel fl 450,- studiefinanciering omdat de vader weinig verdient. Maar ook dit is geen vetpot. De norm van de moeder is immersteruggeaan naar die van een alleenstaande, en financieel gaan ze er ten opzichte van de oude situatie toch op achteruit, terwijl het voortgezet onderwijs veel geld kost in de vorm van boeken, inschrijfgeld, etc. En dan moeten ze nog leven. De moeder die zelf arbeidsongeschikt is constateert, dat het ook geen oplossing is, wanneer de dochter er een (flexibel) baantje bijneemt. Sowieso zwaar, naast de studie maar…. De dochter moet de verdiensten ook weer via de moeder inleveren bij de sociale dienst. Veel hoofden van een-ouder gezinnen waarvan de kinderen 18 jaar worden komen zo in een dwangpositie terecht, waarbij of de kinderen de studie afbreken, of de kinderen lopen weg, of het hoofd van het een-ouder gezin neemt maar elk baantje tegen elke voorwaarde, om van het bijstandsregime af te zijn. Een onacceptabele situatie.
Maar er valt ook een verbetering te melden. Reeds jarenlang protesteren bijstandsvrouwen tegen het feit, dat de mogelijkheden om een scholing te volgen wanneer de kinderen nog klein zijn sterk worden ingeperkt. Onlangs heeft de Hoge Raad beslist, dat het wettelijk verbod voor uitkeringsgerechtigden om een voltijdstudie te volgen leidt tot onacceptabele discriminatie van vrouwen. De zaal ging over een mevrouw, die een voltijdstudie volgde, en die toen de sociale dienst dat ontdekte, een vordering kreeg van fl 93.000 gulden. Mevrouw as volgens de gemeente ten onrechte niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De Hoge Raad besliste, dat mevrouw dit niet hoeft terug te betalen. De Hoge Raad gaf een ruime interpretatie aan het zogenaamde Scholingsbesluit, dat uitkeringsgerechtigden niet toestaat om met behoud van uitkering op wetenschappelijk of HBO niveau een opleiding te volgen. Mevrouw had wel toestemming een deeltijdstudie in de avonduren te volgen, maar ze was toch de voltijdstudie overdag gaan doen. De Hoge Raad constateerde, dat het voor hoofden van een-ouder gezinnen, meestal vrouwen, vrijwel onmogelijk is juist in de avonduren zo’n studie te volgen. Overdag is het vaak gemakkelijker kinderopvang te vinden.
Piet van der Lende