Dit artikel is verschenen in geredigeerde vorm in het maandblad Uitkeringsgerechtigden (MUG) van maart 2000.
Een mevrouw komt op haar zestiende vanuit Suriname naar Nederland. Haar moeder en twee broers wonen hier al. In het kader van de gezinshereniging mocht ze bij haar moeder blijven, die voor haar garant stond. Na enige tijd ging ze zelfstandig wonen en vroeg daarvoor een verblijfsvergunning aan. Die werd haar verleend. Inmiddels is ze zes jaar in Nederland, en heeft twee kinderen gekregen, waaronder een baby van drie weken. Met de vader kan ze echter niet meer opschieten; ze wonen apart. Mevrouw vroeg een bijstandsuitkering aan, en die werd haar verleend volgens de norm van een een-ouder gezin. Vorig jaar was ze vijf jaar in Nederland, en ze kon dus het Nederlanderschap aanvragen of een vestigingsvergunning. Ze werd door de vreemdelingendienst echter niet gewezen op de mogelijkheid, dergelijke aanvragen te doen. Na enige tijd deed ze echter toch een poging. Bij de aanvraag bleek echter, dat haar Surinaamse paspoort was verlopen. Men deelde mee, dat het paspoort eerst verlengd moesten worden, voor de aanvraagprocedure kon worden voortgezet. De procedure bij de aanvraag van een nieuw Surinaams paspoort duurde echter lang; en zolang het paspoort was verlopen kon geen nieuwe verblijfsvergunning worden aangevraagd. Daarop verliep ook de verblijfsvergunning, zonder dat een nieuwe kon worden aangevraagd. Het is namelijk zo, dat ieder jaar de vtv (Vergunning tot verblijf) moet worden verlengd. Na een juridische procedure heeft de rechter toen beslist, dat ze toch een verblijfsvergunning moest krijgen nadat het nieuwe paspoort er was gekomen.
Dit jaar begon de ellende opnieuw; normaal gesproken stuurt de vreemdelingendienst een herinnering, dat de verblijfsvergunning moet worden verlengd. Dat gebeurde bij mevrouw niet, en ze stuurde daarom op 28 september 1999 per brief een aanvraag voor verlenging van haar verblijfsvergunning per gewone post aan de vreemdelingendienst. Daarop kreeg mevrouw bericht van de vreemdelingendienst dat ze op bezoek moest komen. Mevrouw ging er opgewekt naartoe, want ze dacht haar nieuwe vergunning te kunnen ophalen. Dit bleek echter niet het geval. Haar wereld stortte in. Men deelde haar mee, dat de aanvraag pas op 6 oktober 1999 bij de dienst was binnengekomen, en dat dit twee dagen na het verlopen van de vier weken termijn voor de expiratiedatum van de oude vergunning was. Dus mevrouw kreeg geen nieuwe vergunning. Ze moet het land verlaten.
Daarop kreeg ze bericht van de sociale dienst, dat haar uitkering per 1 maart zou worden stopgezet. Geen verblijfsvergunning, geen uitkering.
Mevrouw heeft inmiddels een sanering voor de huurschuld, die door omstandigheden was ontstaan. Stopzetting van de uitkering betekent, dat ze op korte termijn met haar twee kinderen- waaronder een baby van drie weken- op straat komt te staan, of geholpen moet worden door haar familie, terwijl ze geen verblijfsvergunning heeft en dus ook geen recht op een eigen inkomen, zodat ze volledig door haar familie zal moeten worden onderhouden. Een advocaat heeft inmiddels een bezwaarschrift ingediend tegen het niet-verlengen van de verblijfsvergunning, waarin wordt aangevoerd, dat de vreemdelingendienst haar geen herinnering had gestuurd, terwijl dat wel van ze verwacht kan worden. Daarnaast wordt een beroep gedaan op art 8 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 16a lid 6 van de Vreemdelingenwet, waarbij wordt aangevoerd, dat niet toepassen van deze uitgangspunten zou getuigen van onevenredige hardheid en gebrek aan respect voor het gezinsleven van betrokkene.
Bovendien heeft de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken een advies uitgebracht waarin voor een soepeler omgang wordt gepleit met cliënten, die een dag te laat hun vergunning laten verlengen. In het parlement heeft de staatssecretaris van Jusitie bij de behandeling van het wetsontwerp over de nieuwe vreemdelingenwet toegezegd, dat vreemdelingen in het bezit van een vergunning vooraf zullen worden geinformeerd dat ze hun vergunning tijdig moeten verlengen. Aan die toezegging kan de vreemdelingendienst worden gehouden. Dat heeft de Rechtbank Amsterdam ook al bepaald. Verder wordt onderzocht, of een beroep kan worden gedaan op het fonds 1-7-98 dat is ingesteld voor slachtoffers van de koppelingswet, of een ander noodfonds.
De moraal van dit verhaal: er zijn allerlei bureaucratische procedures zowel bij de sociale dienst als de vreemdelingendienst, waaraan je je moet houden maar waarvan je je kunt afvragen, wat de functie ervan nou is. Controle oké, maar is dit niet overdreven? Formulieren en werkbriefjes invullen, iedere maand, verblijfsvergunning verlengen ieder jaar, etc. O wee als je in de loop van het jaar een van die formulieren iets te laat inlevert, door welke omstandigheden dan ook. En laten we eerlijk zijn, iedereen vergeet wel eens wat. In het bovenstaande geval leidt een kleine vergeetachtigheid ertoe, dat de bodem onder je bestaan wordt weggeslagen. Afgezien nog van het feit, dat de verlenging van de vergunning in feite wel op tijd was aangevraagd, maar dat de vreemdelingendienst beweerd: nee, het is pas acht dagen later per post bij ons binnengekomen, dus je bent te laat. En dan volgen naar aanleiding van die bureaucratische procedures weer ellenlange juridische procedures, die veel belastinggeld kost en waar sommige mensen weer geld aan verdienen. En ik schrijf er weer een stukje over. Zo houden we elkaar in de maatschappij fijn bezig.
Piet van der Lende