Dit artikel verscheen in maart 2001 in het ledenbulletin van FNV Bondgenoten afdeling Amsterdam.
In 1898 schreef de sociaal-democraat Henri Polak, voorman van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) twee artikelen in het ANDB-Weekblad over zijn ideen die moesten leiden tot de oprichting van een algemene Nederlandse vakbondscentrale. Het zou echter tot 1905 duren voor Polaks idee met de oprichting van het NVV kon worden gerealiseerd. Sneller succes had een tweede initiatief van Polak: de oprichting van een bestuurdersbond in Amsterdam, waarin vakbonden en SDAP (eventueel ook de Socialistenbond) samen zouden werken om de algemene (politieke) doeleinden van de arbeidersbeweging te bevorderen. Het gaat hierbij dus niet om de specifieke vakbondsaangelegenheden, de ‘vakactie’. Op 27 september 1899 werd op een huishoudelijke vergadering van de SDAP meegedeeld, dat men overging tot de oprichting van de Amsterdamse Bestuurders Bond (ABB) met een tijdelijk bestuur waarvan Polak voorzitter was. Op 19 april 1900 werd een definitief bestuur gekozen. De ABB werd dus 100 honderd jaar geleden opgericht. Dit heuglijke feit is vrij onopgemerkt voorbijgegaan, maar toch willen wij in het ledenbulletin enige aandacht besteden aan de roemruchte geschiedenis van de Amsterdamse bestuurdersbond en haar opvolgers. Is het alleen maar geschiedenis? Je kunt m.i. niet zomaar zeggen, dat de FNV Amsterdam de opvolger is van de ABB. In de ABB werkten verschillende socialistische organisaties, vakbonden en politieke partijen samen en de FNV is toch voornamelijk een vakbond. Wel is met de oprichting van de ABB een belangrijk element in de discussie over belangenbehartiging een nieuw leven ingeblazen: De Sociaal-Democratische Bond SDB) voorganger van de SDAP, kende nauwelijks een onderscheid tussen vakbond en politieke partij, terwijl er in eerste instantie zowel gekozen werd voor de ‘ revolutionaire’ als de ‘ parlementaire’ weg; na verloop van tijd bleef echter alleen de anti-parlementaire weg over en gingen het Nationaal Arbeiders Secretariaat (NAS) en de bij haar aangesloten bonden zich vooral richtten op de anti-parlementaire economische actie in bedrijven. De leden van de ABB stelden zich weer tot doel, naast vakactie ook andere doelen te bereiken via de weg van de parlementaire vertegenwoordiging maar ook via lobby werk, demonstraties en andere acties gericht op politieke veranderingen. Op deze wijze hoopte men ook invloed uit te oefenen op zaken als onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting, binnen het bestaande parlementaire systeem, dat wel. In het NVV en later het FNV zijn sindsdien vele discussies gevoerd over de ‘ brede’ en de ‘ smalle’ vakbeweging, over de vakbond als cao-machine en/of als algemeen dienstverleningsinstituut, over het wel of niet beperken van de activiteiten tot werk en inkomen. Kortom de ervaringen en ideen van Polak en zijn companen sluiten aan bij een actuele discussie.
In de eerste twee artikelen gaan we in op de voorgeschiedenis, die tot de oprichting van de SDAP en de Amsterdamse Bestuurders Bond heeft geleid. Want ook daarvoor al voerden arbeiders actie voor verbetering van hun leef- en werkomstandigheden. Toen de Amsterdamse bestuurdersbond ontstond, was er al een stakingstraditie van eeuwen.
De voorgeschiedenis
Stakingen onder veenarbeiders komen al in de 17e en 18e eeuw voor. Ik geef hieronder enkele voorbeelden van stakingsacties uit de 18e eeuw. Veel is echter nog onbekend.
In de 17e eeuw horen we over onrust bij de verveningen in Diever, Leggelo en Smilde. W.H. Keikes vermeld, dat in april 1634 enkele kooplieden uit Amsterdam een bezoek brachten aan de veengraverijen aldaar. De kooplieden constateerden, dat er arbeiders waren die onrust stookten. Zij beklagen zich hierover bij de Drost van Drente.
Ook in de 18e eeuw zijn er stakingen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een plakkaat van 18 juni 1728, waarbij bij het graven van het diep te Pekela verboden wordt het “Levaay maken” en “stek roepen”.
Verder is er een plakkaat van 3 mei 1721 tegen het verwekken van wanorde te Veendam en Wildervank door arbeiders die niet tevreden waren met het loon, dat door de gecommitteerden van de veenbazen werd vastgesteld.
In 1797 worden strafmaatregelen aangekondigd tegen veenarbeiders, die het werk staken en die met een lap of hemdrok aan een stok, lawaai makende, optrekken, daarbij op trommels slaande.
Stakingen kwamen in de 18e eeuw echter niet alleen voor in de veenderijen in Groningen en Friesland; ook bij de indijking op Zuid-Beveland in 1773 werd door de werklieden gestaakt. De geschiedschrijver vermeld, dat deze werklieden voor een groot deel uit Oost Friesland afkomstig waren.
Over de stakingen van veenarbeiders en grondwerkers in de 19e eeuw is meer bekend. We horen daarbij ook voortdurend, dat er arbeiders uit Duitsland bij betrokken zijn.
Een voorbeeld. Op 27 juli 1840 kwamen 200 polderwerkers bij elkaar die werkten aan de ontginning van de Haarlemmermeer. “Allen hadden rode linten aan het hoofd, een haak op de schouder en de groep was voorzien van een rode vlag”.
Op 18 mei 1823 werd er gestaakt door de kanaalgravers die werkten aan het Noord-Hollands kanaal. Nadat verschillende optochten zijn gehouden om te zorgen, dat zoveel mogelijk arbeiders zich bij de staking zouden aansluiten wilde men optrekken naar de keet van de aannemer op 27 mei. De optocht wordt als volgt beschreven: “Voorop loopt een poldergast in een blauwe militaire rok met glimmende koperen knopen, een sjako op het hoofd. Hij is gewapend met een lange stok waaraan een rode doek is vastgeknoopt. Het is Arie Boom. Achter dit vaandel wordt circus gespeeld. Twee lopen er krom met netten over het hoofd en wilgentakken aan het lijf. Ze worden met stokken voortgedreven door Arie Aarts, die tegen iedereen die het horen wil roept: “dit zijn mijn beren”. Dan volgen een fluitist, een trommelaar en zelfs heeft iemand een viool meegenomen. En op hun muziek lopen wel 60 mensen mee schreeuwend en dansend. De meesten hebben hun gezicht zwart gemaakt”.
Rode zakdoeken als vlag kwamen ver voor de opkomst van het socialisme ook bij andere gelegenheden voor. Over de grote jaarmarkten in Drente wordt geschreven: “in het namiddaguur gaat de dorpsjeugd, die van heinde en ver in gezelschappen van 20 of 30 personen is samengestroomd, zich bij zang en dans, begeleid door strijkmuziek en krassende violen in de herbergen aan pret wijden. Komen zulke troepjes, zoo maakt dit op de kermisbezoekers eenen eigenaardigen indruk. De roode zakdoeken bij wijze van vlag aan een stok gebonden, die heen en weer zwaaien, zijn de symbolen der eendracht, waardoor de jeugd uit elk dorp zich voelt verbonden. Het luide gezang der aangekomenen wordt door de hoera’s der reeds aanwezigen afgewisseld”.
Stakingen in Amsterdam tot 1880
Over de eerste helft van de negentiende eeuw is niet veel bekend; stakingen kwamen af en toe voor. Op 30 september 1822 waren er bijvoorbeeld relletjes bij de tabaksfabriek van Van Harpen. Hij zou samen met anderen de vaslemunterij hebben bedreven. Er werd een dag gestaakt, waarbij ook eisen op het gebied van arbeidsvoorwaarden werden gesteld. Pas aan het einde van de zestiger jaren van de negentiende eeuw neemt het aantal stakingen duidelijk toe. In mei 1869 was er onrust onder de scheepstimmerlieden, die voortkwam uit de hoere huren die voor hun huizen werd gevraagd. Ook in 1870 staakten de scheepstimmerlieden en deze actie leidde tot een poging, een weerstandskas
op te richten. In 1866, 1867, 1868 en 1870 waren er stakingen in de diamantindustrie die hebben geleid tot de oprichting van een vakvereniging van briljantslijpers en van een diamantslijpersvereniging. De staking in 1867 duurde drie weken. In 1869 werd gestaakt bij een boekdrukkerij waarbij naast de eis voor een loonsverhoging een eis voor een kortere arbeidstijd cq het recht op vakantie centraal stond. Voorlieden van de eerste internationale in Nederland speelden bij deze en andere stakingen een belangrijke rol.
Deze voorlieden van de Eerste Internationale zoals Wolring, Michon en Hendrik
Gerhard speelden ook een rol bij de oprichting van een vakvereniging voor arbeiders bij een borstel en bezemfabriek, die in 1870 kort actie voerden. De Nederlandse afdeling van de Eerste Internationale werd ook wel’ Nederlandsch Werklieden Verbond’ genoemd.
De Internationale vertegenwoordigers werden sterk tegengewerkt. Zo was er bij de ISM suikerbakkerij op 7 april 1871 een staking, omdat bij onderhandelingen over een loonsverhoging de leider van de onderhandelingen, Lewe, die ook lid was van de Eerste Internationale, werd ontslagen. De staking leidde wel tot een loonsverhoging van tien procent, maar het ontslag van Lewe bleef gehandhaafd.
Na 1871 komen we in een periode, waarin zoveel stakingen voorkwamen dat het
ondoenlijk zou zijn om die allemaal in het kader van dit artikel te vermelden. Sjaak van der Velden die onderzoek deed naar de geschiedenis van stakingen in Nederland registreerde in de periode 1868-1874 18 stakingen. Zoals we hiervoor zagen, deden arbeiders in deze tijd pogingen, vakverenigingen op te richten. Al in 1849 wordt in Amsterdam de typografenvereniging ‘ Voorzorg en genoegen’ opgericht, die naast een soort verzekering een ontspanningsvereniging was. In 1853 scheidde de typografenvereniging ‘ Typografia’ zich van deze vereniging af. Deze vereniging stelde zich al meer ten doel, de arbeidsvoorwaarden door onderhandelingen met werkgevers te verbeteteren. En zo werden er meer verenigingen opgericht, zoals de amsterdamse vereniging boekdrukkunst. Deze vereniging stichtte samen met Arnhemse collegaas in 1866 de Algemeene Nederlandse Typografenbond.
In 1871 werd het liberale Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond opgericht als
reactie op de activiteiten van de Internationale in Nederland. De typografenbond ANTB sloot zich hierbij aan en het ANWV groeide daarna gestaag. De afdeling van de Eerste Internationale werd opgeheven en het ANWV werd de vertegenwoordiger van de Nederlandse arbeiders-organisaties onder leiding van B.H. Heldt.
In het volgende artikel zal ik nader ingaan op de lotgevallen van het ANWV en haar opvolgers en op het ontstaan en de ontwikkeling van de Sociaal-Demokratische Bond (SDB). Deze periode wordt ook wel de periode van de ‘oude beweging’ genoemd.
Piet van der Lende