Allereerst wil ik opmerken dat ik positief sta tegenover de hoofddoelstelling: een duurzaam evenwicht tussen de markt ekonomie en een rechtvaardige samenleving vanuit gender-perspectief en ecologisch perspectief. Om dat te bereiken wordt een reeks van maatregelen opgesomd die ook alle mij zeer symphatiek lijken. Toch heb ik bij het stuk enkele vragen en opmerkingen.
In feite wordt verondersteld dat de markt (de marktekonomie) kosten externaliseert dus bepaalde ‘kosten’ of waarden als sociale rijkdom en de ecologische voetafdruk worden niet in de overwegingen betrokken bij de beslissing over welke investeringen waar, wanneer en hoe gedaan moeten worden. Ook produceert de markt ekonomie ongelijke, vaak onrechtvaardige machtsverhoudingen en armoede, cq een grote tegenstelling tussen arm en rijk. Daarnaast wordt de commerciele ekonomie gecombineerd met ongelijkheden tussen mannen en vrouwen. Dit is een gevolg van het feit, dat er in de markt monopolie en machtsposities ontstaan, waarbij minderheden zich grote, onrechtvaardig grote delen van de materiele en immateriele welvaart kunnen toe-eigenen terwijl anderen met minder dan 1 dollar per dag blijven zitten of –in Nederland- op of beneden de armoedegrens moeten leven. Als remedie om een beter evenwicht te bereiken worden een reeks van fiscale maatregelen en maatregelen op het gebied van de inkomenssfeer voorgesteld, die tot gevolg moeten hebben dat individu en organisaties (bedrijven) in de samenleving meer rekening houden met die kosten. Daarvoor worden ecologische waarden en sociale rijkdom gekwantificeerd (in geld uitgedrukt) en vervolgens is de impliciete veronderstelling, dat de markt ekonomie zich zal aanpassen. Er worden op basis van die fiscale en inkomensmaatregelen zelfs ingrijpende veranderingen verwacht in wat we met z’n allen produceren en consumeren en hoe we ons leven inrichten. Ik geloof dat niet. Als de kosten van bepaalde grondstoffen en producten stijgen is het niet per definitie zo, dat een andere allocatie van de productiemiddelen plaatsvindt. Het is niet per definitie zo, dat als de olieprijs stijgt naar record-hoogten de productie en consumptie mondiaal en nationaal gezien verminderd, cq dat er automatisch een versnelling is in de productie van alernatieve energiebronnen. De markt werkt hier niet of maar gedeeltelijk.. Wil je ene andere allocatie van de productiemiddelen bereiken, dan zal er sprake moeten zijn van een actieve industriepolitiek, waarbij we met z’n allen vaststellen wat we willen produceren en hoe en hoe we dat willen organiseren.
Is het niet zo, dat de markt ekonomie zelf in veel opzichten het probleem is, dat de marktekonomie niet zonder ekonomische groei kan, en dat de vraag dus moet zijn in hoeverre wij de beslissingen over wat waar, wanneer en hoe geproduceerd en geconsumeerd wordt over te laten aan de markt, of dat we die democratisch bestuurd als gemeenschap, cq overheid ter hand nemen? Anders gezegd: hoever gaan we met de privatisering, welke en hoeveel dingen houden we bij de publieke sector? Is proberen alle menselijke waarden en doelstellingen in geld uit te drukken nu niet juist het probleem? Blijft de markt ekonomie waarin monopolie en machtsposities worden ontwikkeld niet grote verschillen tussen armoede en rijkdom produceren? Onder welke omstandigheden werken mensen tegen welk loon in de bedrijven die op de markt moeten opereren? Als we het overlaten aan de commerciele sector, worden oude onrechtvaardigheden en machtsongelijkheden dan niet vervangen door nieuwe?
Piet van der Lende