In januari 2004 verscheen het boek ‘Grenzeloze Solidariteit’ onder redactie van Han Entzinger en Jelle van der Meer. Uitgeverij De Balie. Het boek is ook op internet te vinden. Het boek bevat een serie artikelen van sociale wetenschappers over de samenhang tussen migratie en sociale zekerheid c.q. de houdbaarheid van de verzorgingsstaat. Naar aanleiding van het verschijnen van het boek werd in het weekend van 10 en 11 januari 2004 een serie debatten en lezingen in De Balie georganiseerd.De debatten werden in de media daarna op grote schaal voortgezet. Een beschouwing daarover.
Op zaterdag 10 januari 2004 werden vanaf 16.45 uur twee korte colleges gehouden. Het eerste college was van Maarten Huygen, die de lessen van de Verenigde Staten behandelde. Ik heb van dat college slechts heel in het kort iets opgeschreven, aangezien het een vaak impressionistische weergave was van zijn ervaringen als correspondent van NRC-Handelsblad in de Verenigde Staten, waarbij hij met de blik van de buitenstaander, de toerist of de tijdelijk in het land verblijvende bezoeker zijn ervaringen weergaf en die vergeleek met Nederland. Hij ging daarbij in met name ook op de dagelijkse gang van zaken in de landen, op straat, etc. Daarnaast ging hij ook wel in op allerlei regelingen die in Nederland en de Verenigde staten bestaan. Hij behandelde daarbij wat de migrant voor problemen tegenkomt in de beide landen. Hij heeft een boek geschreven ‘de Veramerikanisering van Nederland’, dat onlangs is verschenen. Een van zijn punten was, eigenlijk het uitgangspunt, dat Amerika- de Amerikanen van werken houden, cq dat in dat land een mentaliteit en systemen bestaan, die arbeid bevorderen, en dat Nederland een land is en de Nederlanders mensen zijn waar arbeid niet wordt verwelkomt. Dat zie je als je als buitenstaander naar Nederland komt. Dan zie je meteen: dit is een land waar men niet van arbeid houdt. Je ziet overal automaten, om van diensten gebruik te kunnen maken, kaartjesautomaten, etc. de perrons en straten zijn s’ avonds uitgestorven en er is niemand die je kan helpen. In Amerika is dat anders. Als je daar bij een loket komt, dan staat er meteen iemand voor je klaar om de koffers te dragen of om je de weg te wijzen en behulpzaam te zijn aan het loket, waarbij ze tegelijkertijd ongure types die het op je portemonnee hebben voorzien bij je weghouden. Aan het loket wordt je vriendelijk te woord gestaan en een term is genoeg om de lokettist te laten begrijpen wat je wilt. Heel anders in Nederland. Het is ook veel gemakkelijker om in Amerika aan het werk te komen. Je hebt daar dus in die sector een hele werkgelegenheid, i.t.t. Nederland. Als je als migrant een bedrijfje wilt beginnen, en je hebt een kantoortje of winkeltje in de stad en je voldoet niet meer aan de regels, of je kunt daar de huur niet betalen, dan open je eenvoudigweg een hutje aan de rand van de stad en begint daar je kantoortje. In Nederland zijn er allerlei belemmerende strenge regels, die het beginnen van een eigen bedrijfje erg moeilijk maken. In Amerika kom je gemakkelijker aan het werk, want een werkgever kan gewoon zeggen als je binnenloopt van ga maar daar de planken met spullen volzetten en dan zien we wel. En als het niet bevalt, kan hij je ontslaan. In Nederland is dat veel moeilijker, daar zit je er als werkgever meteen aan vast. De gevolgen die deze verschillen hebben voor de gemeenschappen van migranten worden uitgelegd.
Het tweede college werd gegeven door Paul Tang, medewerker van het CPB, die het had over migratie, sociale zekerheid en Europa. Hij deed dit op basis van het CPB rapport “Four futures of Europe” , een rapport van het CPB dat onlangs verscheenn is. In dat rapport zijn er delen over migratie en over Europa. Hij gaat eerst in op migratie- feiten en verwachtingen. Als eerste kan worden opgemerkt dat in tegenstelling tot de Verenigde Staten de migratie binnen Europa beperkt is en dat ook zal blijven, omdat de Europeanen huis en haard niet willen verlaten, ze zijn erg gehecht aan hun geboortegrond. Als voorbeeld kun je de gang van zaken bij de Duitse eenwording noemen. De migratie van Oost naar West bleef beperkt. Dit is een typisch Europees verschijnsel. Gaat dit veranderen als Polen en Turkije bij de EG komen? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Maar hij denkt van niet. Om een en ander eens te onderzoeken heeft het CPB zich afgevraagd, in hoeverre loonverschillen tussen regio ’s en landen tot migratiestromen leiden. Je kunt zeggen dat na het tot standkomen van het Europa van de 15 er 2,7 miljoen migranten naar die landen zijn gegaan. Dat is 0,7 % van de bevolking. Het merendeel gaat naar Duitsland. Nederland 3 tot 9000 migranten in het begin Turkije levert dat ook op. Hij laat een statistiek zien van loonverschillen en migratiestromen in Europa. Daaruit blijkt, dat die stromen niet zo groot zijn. Vervolgens komt de vraag aan de orde, of de sociale zekerheid in het licht van de migratie onhoudbaar zal worden. Het antwoord is volgens hem: niet direct, wel indirect. En wel via verdringing omdat de mensen die hier komen vaak laaggeschoold zijn en in principe zouden dan de lonen van de laaggeschoolden omlaag gaan en zou er een nieuw evenwicht op de arbeidsmarkt ontstaan, maar wij hebben een ondergrens in het loon, als minimumloon en dat betekent extra werkloosheid. Dat is ook de reden dat men in Amerika de migranten legaliseert, en dat daar meer mensen werken, daar is geen minimumloon. Hij stelt verder dat een pleidooi voor migratie wel betekent meer sociale ongelijkheid in Nederland. De hogere uitgaven voor sociale zekerheid ontstaan niet door de migranten zelf die hier komen werken maar door de mensen die ze meebrengen, dus bij gezinshereniging de vrouwen en kinderen, die zullen gebruik maken van de sociale voorzieningen. Omdat de sociale voorzieningen dan toevallen aan een identificeerbare groep, kan dit het draagvlak voor verdere migratie en sociale zekerheid ondermijnen.
De spreker zegt dat we zullen moeten investeren in een meer activerend beleid en investeren in menselijk kapitaal. Deenmarken is een land waar een meer activerend en integrerend beleid wordt gevoerd.
Dan komt hij vervolgens op de vraag of er een rol voor Europa is weggelegd. Bij de samenwerking wordt uitgegaan van het subsidiariteitsbeginsel, de landen moeten het zelf doen en kunnen dat ook het beste zelf doen tenzij beleid dat in Nederland wordt gevoerd negatieve uitwerkingen heeft op de ontwikkelingen in een ander land. Er wordt wel gezegd dat bij de Europese integratie op het gebied van de welvaartsstaten beleidsconcurrentie ontstaat, een race to the bottom. De spreker denkt dat dit bij dit onderwerp niet het geval is. Hij laat een grafiek zien van de uitgaven voor sociale zekerheid in de 15 huidige lidstaten als ontwikkeling in de tijd. Daaruit blijkt, dat er nauwelijks een daling over de gehele linie van de uitgaven te zien is. Verder kan gesteld worden dat bij het voeren van een eigen sociale zekerheidsbeleid in een land dit niet direct negatieve gevolgen heeft voor een ander land, omdat zoals we hebben gezien de grensoverschrijdende effecten klein zijn, gezien de beperkte interne Europese migratie. Dus je ziet het niet op het gebied van de welvaartsstaten, wel op het gebied van de vennootschapsbelasting. Hij laat weer een grafiek zien waaruit blijkt dat de vennootschapsbelasting in de 15 lidstaten beurtelings gestaag omlaag gaat. Het grote verschil tussen de welvaartsstaten en de vennootschapsbelasting is dat arbeid niet mobiel is en kapitaal wel en dus kunnen de welvaartsstaten individueel hun gang gaan.