Dit artikel verscheen ook in de rubriek “De gang van zaken’ in het maandblad MUG van mei 1996.
Geen Bijzondere Bijstand en ook geen lening
Onlangs kwam een mevrouw op het spreekuur van de Bijstandsbond, die al meer dan tien jaar een bijstandsuitkering had. In die tijd had ze als hoofd van een éénoudergezin haar kinderen opgevoed. Haar jongste zoon was inmiddels 12 jaar. Door de minimale uitkering was ze al die tijd niet met vakantie geweest, en ook de inrichting van het huis was in al die tijd niet vernieuwd. Daar wilde ze wat aan doen.
Ze had de voorlichtingscampagne van de sociale dienst gevolgd over de mogelijkheden voor Bijzondere Bijstand. Op de trams waren leuzen te zien als: ‘Bijzondere kosten? Vraag Bijzondere Bijstand aan!’ Ze stapte naar de sociale dienst om Bijzondere Bijstand aan te vragen voor het opknappen van haar woning en voor een nieuwe inrichting. De bank was versleten en een nieuw behangetje was na al die jaren ook wel nodig. De aanvraag werd afgewezen. De ambtenaar van de sociale dienst deelde daarbij mondeling mee, dat Bijzondere Bijstand voor inrichtingskosten alleen werd gegeven bij een verhuizing in bijzondere omstandigheden.
Dit was het zoveelste bewijs, dat de term ‘bijzondere omstandigheden’ door de sociale dienst zeer eng wordt geïnterpreteerd, zodat er in de pot die voor dit doel bestemd is steeds geld overblijft. Als reden voor het niet gebruiken van Bijzondere Bijstand wordt door politici altijd aangevoerd, dat de cliënten niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden en dat er dus meer voorlichting moet komen.
Het mag waar zijn, dat er aan de voorlichting het nodige schort, er zijn andere redenen voor het niet gebruiken van Bijzondere Bijstand, waaronder de hierboven genoemde enge interpretatie van de regels, zodat bijna niemand voor Bijzondere Bijstand in aanmerking komt. Op de voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe Bijstandswet die het Komitee Amsterdam Tegen Verarming heeft gehouden, werd duidelijk dat er nog een reden is. Veel clinten krijgen angstgevoelens als ze naar de sociale dienst moeten, of ze zijn kwaad over de behandeling door de ambtenaren. Men wil zo weinig mogelijk met de dienst te maken hebben.
Sommige cliënten ervaren het als vernederend om Bijzondere Bijstand aan te vragen, waarbij weer allerlei formulieren moeten worden ingevuld, bewijsstukken overlegd, etcetera. Wanneer het om niet al te grote bedragen gaat, betalen sommigen het liever uit de uitkering, ook al is die laag en ook al heeft men recht op Bijzondere Bijstand. Dit heeft misschien te maken met opvattingen die in de maatschappij leven (bijstand aanvragen is eigenlijk a-sociaal je hand ophouden), maar de behandeling door sommige ambtenaren is daar ook debet aan.
De mevrouw die ik aan het begin van het stukje noemde kreeg dus geen Bijzondere Bijstand. Dan maar een lening. Een oude lening bij de Kredietbank (tegenwoordig Crediam geheten) liep in augustus af. Ze had dan rente en aflossing keurig betaald. Ze twijfelde echter tussen een lening aanvragen voor herinrichtingskosten of voor de mogelijkheid om na al die jaren eens met vakantie te kunnen. Het werd het laatste. Ze was 20 jaar niet naar het land van herkomst geweest. Dus naar Crediam om een nieuwe lening aan te vragen van 3.000,-. Deze lening werd haar geweigerd. Crediam stelde zich op het standpunt dat een lening om met vakantie te kunnen gaan, geen consumptief krediet betrof, waarvoor duurzame gebruiksgoederen werden aangeschaft. Daarom zou de sociale dienst eerst een soort garantieverklaring moeten afgeven, waarbij ze zich garant stelde voor afbetaling van de schulden.
De sociale dienst weigerde deze verklaring. De motivatie: ‘mevrouw is 20 jaar niet naar het land van herkomst geweest, en het weerzien met familie en oude bekenden kan bij haar zoveel emoties losmaken, dat ze besluit daar te blijven. Er zijn dan geen mogelijkheden om de lening terug te vorderen. Daarom geven wij geen garantieverklaring.’ Tegenargumenten telden niet. Toch waren die er wel. Haar kinderen woonden in Nederland en die waren niet van plan naar het land van herkomst te gaan. Wanneer ze die wilde blijven zien, zou ze terug moeten. Ze had in Amsterdam een huis en ze zou in het land van herkomst helemaal zonder inkomsten komen te zitten, zodat het niet mogelijk was daar te blijven. Het was allemaal niet van belang. De garantstelling kwam er niet.
Crediam verstrekt in dit soort situaties alleen een krediet en de sociale dienst geeft alleen een garantstelling als de cliënt naar het land van herkomst moet in verband met het overlijden van een familielid. ‘Dan willen wij onze hand nog wel eens over het hart strijken’, aldus een woordvoerder van Crediam.
Telkens weer verschijnen er fraaie armoederapporten en intentieverklaringen van politici in het kader van het minimabeleid. In al die rapporten wordt gesproken over maatregelen die de financiële ruimte van mensen met een laag inkomen wat moeten vergroten, en over de noodzaak van een individuele beoordeling. Ondanks dat blijkt in de praktijk telkens weer, dat allerlei algemeen toegepaste regels een incidentele vergroting van de financiële ruimte in de weg staan.
Piet van der Lende