Ook verschenen in het maandblad uitkeringsgerechtigden MUG van december 1997.
Eigen vermogen en bijstand
Af en toe komen er mensen bij ons langs die vragen hebben over het eigen vermogen in de bijstand, zoals wat daar wel en niet toe wordt gerekend en hoe het zit met erfenissen.
Zo kwam er onlangs een mevrouw op het spreekuur, die geld gespaard had van haar uitkering; daarnaast had ze een bedrag teruggekregen van de belasting wegens studiekosten. Deze mevrouw had die studie overigens zelf bekostigd van haar uitkering, zonder zich af te vragen of ze voor vergoeding van scholingskosten in aanmerking zou kunnen komen. Vervolgens had ze in juni van het teruggekregen belastinggeld en het gespaarde geld een meerwaarde-polis gekocht, die tot uitbetaling komt op het moment dat zij 65 jaar wordt. In mei was haar jongste zoon 18 jaar geworden, en ging mevrouw over van een uitkering voor een eenoudergezin naar een uitkering voor een alleenstaande. Naar aanleiding van deze overgang werd opnieuw het vermogen van mevrouw vastgesteld. Daarbij rekende de ambtenaar van de sociale dienst deze meerwaarde-polis volledig tot het vermogen van mevrouw.
Zolang het vermogen beneden de 9700,- blijft, de grens voor een alleenstaande, hoeft er niets aan de hand te zijn. Problematisch wordt het pas als een erfenis of schenking wordt ontvangen of als men bij het sparen van de uitkering boven de grens van het vrij te laten vermogen komt. In het laatste geval wordt het bedrag dat je boven de grens van het vrij te laten vermogen spaart wel vrijgelaten. Je mag bij wijze van spreken 15.000,- aan bespaarde uitkeringsgelden op een bankrekening hebben staan, zonder dat je uitkering in gevaar komt. De rente van het vermogen boven de grens van het vrij te laten vermogen moet je echter wel inleveren.
Als de polis wordt meegerekend bij het vermogen, komt men bij eventuele inkomsten eerder aan de grens van het vrij te laten vermogen. De bovengenoemde mevrouw protesteerde dan ook tegen het meerekenen van de polis bij het eigen vermogen, maar de ambtenaren van de sociale dienst bleven volhouden dat dit er wel bij hoorde. Ze haalden er zelfs wetsartikelen bij. Telefonische en schriftelijke vragen aan de sociale dienst leverden echter de informatie op dat de meerwaarde-polis, die van het gespaarde uitkeringsgeld is gekocht, niet bij het eigen vermogen moet worden gerekend. Het is een typische oudedagsvoorziening, die niet bij het eigen vermogen hoort (zoals bijvoorbeeld ook een koopsompolis). De desbetreffende mevrouw gaat dan ook in beroep tegen de beschikking van de sociale dienst.
Overigens kan het omzetten van gespaarde uitkeringsgelden in een dergelijke polis, die tot uitbetaling komt op het moment dat je 65 wordt, zinloos zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval met mensen, die slechts recht hebben op een gedeeltelijke AOW wanneer ze 65 worden, omdat ze langere tijd in het buitenland verbleven en zich niet bijverzekerd hebben. Je hebt dan vanaf je 65e recht op een aanvullende bijstandsuitkering tot het minimum. Echter, wanneer er ook andere pensioengelden zijn, bijvoorbeeld uit zo’n polis, krijg je minder of in het geheel geen bijstand, zodat je er dan nog niks mee opschiet.
Wat betreft het vermogen is er een aanzienlijke verslechtering opgetreden in de nieuwe bijstandswet ten opzichte van de oude. Men gaat in de nieuwe bijstandswet uit van het ‘staffelen’ van het vermogen, wat wil zeggen dat het vermogen eenmalig bij de aanvang van de uitkering wordt vastgesteld. Heb je op dat moment bijvoorbeeld 2000,- op je rekening staan, dan blijft dat je vermogen, ook al maak je het geld op. Wanneer dan geruime tijd later bijvoorbeeld een kleine erfenis wordt ontvangen, wordt dit opgeteld bij die 2000,- om te bepalen, of je boven de grens van het vrij te laten vermogen komt. Het vermogen, dat je bij aanvang van de uitkering had, blijft gewoon staan en eventuele andere vermogens uit erfenissen worden daarbij opgeteld. Dit is overigens landelijk beleid; de sociale dienst moet dit zo uitvoeren. Het is dus van het grootste belang, goed op te letten hoe je eigen vermogen wordt vastgesteld en hier eventueel bezwaar tegen aan te tekenen.
Piet van der Lende