Ook verschenen in maandblad uitkeringsgerechtigden MUG van september 1998.
Vrijwilliger niet veilig voor sociale dienst
Verschillende cliënten van de sociale dienst ervaren dat hun vrijwilligerswerk door de sociale dienst zonder aankondiging wordt gebruikt om ze weer aan het werk te krijgen. Ze worden plotseling met vragen en brieven over hun vrijwilligerswerk geconfronteerd. Ik zal enkele recente voorbeelden noemen.
Een meneer die vrijwilligerswerk doet is al jaren arbeidsongeschikt en heeft tot drie jaar geleden een therapie van drie dagen per week gevolgd. Die therapie is nu afgelopen. Hij had enige tijd geleden een gesprek met de sociale dienst voor de jaarlijkse hercontrole. Hij moest alle papieren meenemen, huurcontract en dergelijke. Nadat alles gecontroleerd was, zei de ambtenaar: ‘Ik zie dat je vrijwilligerswerk doet. We moeten toch eens kijken wat de mogelijkheden zijn op de arbeidsmarkt en een sociaal activeringstraject opstellen. Kun je werken?’ Die opmerking overviel de betrokkene. Hij was al jaren baanloos en gedeeltelijk afgekeurd en had daar niet zo goed over nagedacht. Resultaat van het gesprek was dat hij terecht kwam bij een toeleidingscentrum voor sociale activering. Daar had hij een aantal gesprekken waarin zijn beroepswensen naar voren kwamen. De mevrouw van het toeleidingscentrum met wie hij sprak wist zelf nog niet zo veel. Ze wist bij wijze van spreken amper wat een Melkertbaan was. Ze zei dat ze nog ingewerkt moest worden. Na dit gesprek belt de cliënt het arbeidsbureau voor bemiddeling voor een Melkertbaan in overeenstemming met zijn beroepswensen, die in de gesprekken met het toeleidingscentrum zijn vastgesteld. De ambtenaar van het arbeidsbureau zegt dat hij, in verband met zijn vroegere arbeidsongeschiktheid, eerst gekeurd moet worden. Van waardering voor zijn vrijwilligerswerk heeft de cliënt weinig gemerkt.
Een ander voorbeeld. Iemand werkt al jaren als vrijwilliger. Ze heeft in het verleden parttime gewerkt, maar dat is lang geleden. Plotseling rolt er een brief van de arbodienst in de bus; ze wordt opgeroepen voor een keuring. Een keuring? Ze heeft zich nooit ziek gemeld. Ze wil eigenlijk gewoon doorgaan met waar ze mee bezig is, in de nabije toekomst zit er in het vrijwilligerswerk misschien wel betaald werk. Ze gaat naar het gesprek met de arts. Bent u ziek? Nou nee, ik ben niet ziek, en wil me ook niet ziek melden. Nou, dan weet ik niet wat ik hiermee aan moet. Ik roep u over een maand wel weer op. Enige tijd later krijgt ze een briefje in de bus dat getekend moet worden en waarmee ze toestemming geeft om informatie in te winnen bij huisarts en specialist. In het gesprek met de arbo-arts had ze ervaren dat het moeilijk was onder woorden te brengen wat ze nu eigenlijk wil. Ze heeft zich nooit echt ziek gevoeld, en nu wordt er vanuit de maatschappij een procedure in werking gesteld om haar in een hokje te duwen: arbeidsgeschikt of ongeschikt.
Geconcludeerd kan worden dat de sociale dienst mensen soms op een lompe manier confronteert met vragen en brieven zonder dat ze daar op voorbereid zijn. De dienst walst zo over de motieven waarmee iemand aan zijn vrijwilligerswerk is begonnen, heen.
Piet van der Lende