Minister Melkert en de ‘derde sector’

Geschreven 30-3-1995

De winsten stijgen, de ekonomie groeit, maar de werkloosheid blijft toenemen. Minister Melkert wil als oplossing voor de werkloosheid een soort ‘derde sector’ creeren, waar langdurig werklozen in terechtkomen die geen kansen meer hebben op de reguliere arbeidsmarkt. Voorkomen moet worden, dat deze derde sector erg groot wordt. Daarom bepaalde eisen.

Er zijn in Nederland ongeveer 1,2 miljoen mensen, die betaald werk zoeken. Daarvan hebben ongeveer 800.000 een werkloosheidsuitkering. (RWW, NWW of een wachtgeldregeling). Onder die werklozen doet zich een ontwikkeling voor, die kan worden geillustreerd aan de situatie in Amsterdam.

Het aantal bijstandsgerechtigden is in Amsterdam de afgelopen vijf jaar ongeveer gelijk gebleven, ongeveer 70.000, waarvan 40.000 RWW-ers. Het aantal RWW-ers is licht gedaald, terwijl het aantal ABW-ers zonder sollicitatieplicht toeneemt. Welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken?. De bijstand is in toenemende mate een laatste toevlucht voor uitkeringsgerechtigden, voor wie er ook bij toenemende werkgelegenheid geen uitweg meer is uit de armoede. Te denken valt aan oudere migranten met onvolledige AOW rechten, oudere kleine zelfstandigen die het niet volhouden tegen Dirk van den Broek, arbeidsongeschikte alleenstaanden die hun WAO zijn kwijtgeraakt en aangewezen zijn op de bijstand, langdurig werklozen die door leeftijd en andere oorzaken niet kunnen voldoen aan de eisen van de werkgevers. In de WW zit een groep, die erin slaagt voorlopig buiten de bijstand te blijven. Zij slagen erin, in hun inkomen te voorzien door tijdelijke deeltijdbaantjes, afgewisseld met perioden van WW.

Een recent rapport van het Komitee Amsterdam Tegen Verarming toont aan, dat uitkeringsgerechtigden en werkenden met een minimaal inkomen in toenemende mate gevangen zitten in een armoedeval, die hen op het absolute minimum houdt. Niet alleen zijn de uitkeringen te laag, ook allerlei voorzieningen en hulpverleningsinstellingen verdwijnen of zitten tot over hun oren in het werk, zodat er lange wachtlijsten bestaan. Het toenemende aantal mensen met schulden kan niet meer worden geholpen. Een apart vraagstuk is daarbij de sociale dienst. Deze instelling is telefonisch moielijk bereikbaar, er heerst een organisatorische chaos, er worden veel fouten gemaakt, uitkeringen worden zonder reden stopgezet en alleen mensen met medische problemen of grote schulden komen nog in aanmerking voor bijzondere bijstand. Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en andere belastingen is door de strengere regels bijna onmogelijk geworden.

ekonomie

Ekonomisch gezien gaat het op dit moment goed. De winsten stijgen, de hele ekonomie groeit, ook de export. Maar de werkloosheid blijft onveranderlijk hoog. Dat meer winst en een hoge ekonomische groei niet zomaar meer werk betekenen wordt al jarenlang door diverse groepen geroepen. Evenals het feit, dat ook bij een toenemende werkgelegenheid vele uitkeringsgerechtigden toch niet meer aan de bak zullen komen. Beide feiten zijn nu ook doorgedrongen tot de harde koppen van de politici in Den Haag. De kranten staan vol over wat we aanmoeten met deze ‘baanloze groei’ en met de uitkeringsgerechtigden, die hoe dan ook nooit meer zullen werken. Minister Melkert wil het volgende. In de eerste plaats meer additionele arbeid, dus Melkertbanen, banenpools, Jeugdwerkgarantieplan, WSW, etc. Van die ‘Melkertbanen’ worden er voorlopig 40.000 gemaakt. Daarnaast krijgen gemeenten op basis van een experimenteerartikel in de nieuwe bijstandswet de gelegenheid te experimenteren met het inzetten van uitkeringsgelden voor het scheppen van banen. En tenslotte wil Melkert het werken met behoud van uitkering, het zogenaamde ‘verplichte vrijwilligerswerk’. Melkert heeft grootse plannen met deze drie speerpunten van zijn beleid: hij gaat ervan uit, dat er in de toekomst drie arbeidsmarkten zullen zijn. Een voor de publieke sector, een marktsector en een soort tussensector, waar langdurig werklozen en andere kanslozen in tewerk worden gesteld. Hij ziet deze derde arbeidsmarkt die volgens hem in de toekomst nog zal worden uitgebreid en die hoe dan ook ook op langere termijn zal blijven bestaan, als een aanvulling op de andere twee. Melkert zegt: we moeten erkennen, dat we de lonen hebben gematigd, de overheidsuitgaven verminderd en de loonkosten voor de werkgevers hebben verlaagd, maar de markt is toch onvoldoende in staat voldoende werk te creeeren. Daarom die derde arbeidsmarkt. Er kan arbeid in worden verricht, die gedeeltelijk wel geld opbrengt, maar op deze arbeidsmarkt is de prijs van de arbeid te hoog om zichzelf geheel terug te verdienen. Daarom is ook op de langere termijn subsidiering van banen in deze sector, oa door de inzet van uitkeringsgelden, noodzakelijk.

bezuinigingen

Verder blijft Melkert bezuinigen. 580 miljoen op de bijstand en 200 miljoen op de arbeidsbemiddeling. Wat de bijstand betreft is daarbij de ontwikkeling, dat de beleidsvrijheid van de gemeenten wordt vergroot. Zij mogen toeslagen gaan geven op een basisuitkering van 50%. Alleen samenwonenden en ‘echte’ alleenstaanden krijgen een toeslag. Dit betekent, dat om de bezuinigingen te halen, 40% van de bijstandsgerechtigden met een verlaging van de uitkering te maken krijgt die varieert van 10 tot 20%.

In Amsterdam bijvoorbeeld zullen alle bewoners van gelegaliseerde kraakpanden, die juridische construkties hebben bedacht om door overlegging van een huurcontract aangemerkt te worden als alleenstaande met 70% van het minimumloon, teruggezet worden naar 50% van het minimumloon.

Het is duidelijk, wat de gevolgen zullen zijn van dit beleid. Nu is het aantal banen op de derde arbeidsmarkt nog beperkt, maar in de toekomst, wanneer volgens de plannen deze secor zal worden uitgebreid, zal op de een of andere manier steeds meer arbeid uit de publieke en marktsector naar deze derde sector worden weggezogen. In deze derde sector worden migranten, oudere bijstandsvrouwen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en anderen tewerk gesteld, in ruil voor de bijstandsuitkering of een minimaal loon, en zonder goede secondaire arbeidsvoorwaarden en zonder dat er voor hen hoop is op doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt. En het rijk kan niet meer op dit beleid worden aangesproken, want het zijn de gemeenten, die een grote beleidsvrijheid krijgen om wel of geen toeslagen te geven in het kader van de bijstandswet, regels te stellen voor werken met behoud van uitkering, etc. De VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft altijd op deze beleidsvrijheid aangedrongen. Vele gemeentelijke bestuurders staan al te trappelen om de wegbezuinigde buurtwerkers, buurtconcierges, conducteurs en andere overheidsfunktionarissen weer terug te halen, maar nu op basis van de uitgangspunten van de derde sector dus op basis van aanzienlijk slechtere arbeidsvoorwaarden dan eerst.

Kortom: door de creatie van een derde sector krijgen ook de langdurig werklozen weer de funktie die ze volgens de regering horen te hebben: die van een loondrukkende werking.

welke eisen?

Wat moet er gebeuren?. Het lijkt me, dat de vakbonden sterker dan tot nu toe op landelijk nievau moeten eisen, dat er grenzen worden gesteld aan de grootte van deze ‘derde sector’. Daarnaast moet er worden geeist, dat de ‘additionele arbeid niet leidt tot verdringing van bestaande betaalde arbeid. En tenslotte kunnen de vakbonden zich ervoor inzetten, dat de banen in de derde sector omgezet worden in echte banen. Dit zal echter vooral moeten gebeuren door het organiseren van banenpoolers, werklozen, etc. De tramcondukteurs hebben aangetoond, wat aktievoeren bij de gemeente op dit punt vermag.

Minstens even belangrijk is echter de positie van de (langdurige) werklozen. Het is zowel voor werkenden als henzelf belangrijk, dat zij niet gedwongen worden baantjes te accepteren in de derde sector, die ze niet willen. Daarom en dat is overigens ook het officiele standpunt van de FNV, zal er moeten worden uitgegaan van wat de werkloze zelf wil. Hij/zij moet een bepaalde keuzevrijheid hebben bij het kiezen van het werk dat hij wil doen. Daar hoort geen dwang bij op basis van sancties, maar wel afschaffing van sollicitatieplicht voor die werklozen, die zinvol vrijwilligerswerk doen dat ze zelf hebben gekozen. Wanneer de vakbonden hun doelstelling willen waarmaken, nl op te komen zowel voor de werkenden als de uitkeringsgerechtigden zullen ze zich feller moeten verzetten tegen de steeds strakkere koppeling van inkomen aan werk.

De bezuinigingen op de bijstanden het geroep om plichten naast rechten in ruil voor de uitkering zijn na de afbraak van de WAO nieuwe stappen op weg naar een verdere afbraak van de sociale zekerheid, waarbij een verfijnd en gedecentraliseerd verdeel en heers systeem wordt ontworpen, maar waarbij met name mensen die niet meer kunnen werken zwaar worden getroffen. Oorspronkelijk was de bijstand bedoeld voor al diegenen, die niet zelfstandig, dwz via betaalde arbeid of werknemersverzekering in hun inkomen konden voorzien. Nu is er een eis bijgekomen, nl dat je in ruil voor je uitkering arbeid moet verrichten. Dan pas heb je recht op een inkomen. Er wordt daarbij in het kader van de gemeentelijke beleidsvrijheid een systeem ontworpen, waarbij degene, die in ruil voor het verrichten van arbeid een uitkering krijgen in aanmerking komen voor bepaalde toeslagen, uiteraard zonder dat er verder sprake is van redelijke arbeidsvoorwaarden. De gemeente noemt dit het nieuwe ‘incentive’ beleid dat in de plaats is gekomen van de oude bijverdiensteregeling. Degenen, die niet kunnen werken krijgen niets, dwz uitsluitend de uitgeklede bijstandsuitkering. In Amsterdam zie je al, dat bijzondere bijstand en andere gemeentelijke middelen, die ook bedoeld zijn voor groepen die niet kunnen werken in toenemende mate worden ingezet om werk in de derde sector te scheppen, dat door landurig werklozen kan worden verricht. De gemeente heeft een onderwijsnota, een ekonomisch aktieplan en een plan voor de NV Werk gepresenteerd, die zij drie schragen noemt onder een ambitieus karwei: meer werk. De gemeente trekt voor dit beleid 100 miljoen uit in de komende vier jaar. In kontrast met de middelen die de gemeente hiervoor uittrekt staan de middelen die voor het ‘minimabeleid’ worden uitgetrokken dat ook geldt voor AOW-ers, WAO-ers en anderen, die niet meer hoeven of kunnen werken. Sterker nog, potjes die ook voor deze groepen bestemd zijn worden in toenemende mate gebruikt voor het werkgelegenheidsbeleid. De gedachte, dat je pas een uitkering krijgt als je er arbeid voor verricht doet in het kader van het bezuinigingsbeleid het aloude adagium weer dichterbijkomen: wie niet werkt zal ook niet eten.

PvdL