Wouter Bos levert in de Volkskrant van 2 oktober 2007 kritiek op de modellen van het Centraal Plan Bureau. (CPB). Kort gezegd komt het erop neer, dat het CPB een ‘ smal’ welvaartsbegrip hanteert, waarin allerlei kwalitatieve aspecten van het leven die moeilijk te kwantificeren zijn niet tot uiting komen. Bos pleit voor een breed welvaartsbegrip. Om zijn beleid als minister van Financien te verdedigen hanteert hij de redenering, dat volgens de modellen van het CPB verhoging van de koopkracht voor de burgers meer materiele welvaart oplevert dan investeringen in de economie via de belastingen (dus in publieke voorzieningen) Daarmee blijven immateriele aspecten, zoals toegankelijk onderwijs en een goed functionerende zortgsector echter buiten beschouwing. Het kabinet Balkenende IV zou voor het laatste kiezen. Hoewel Bos met zijn kritiek op het CPB een punt heeft, blijven in zijn artikel verschillende aspecten buiten beschouwing. Met name de ver doorgevoerde marktwerking en privatisering in verschillende sectoren, die volgens de modellen van het CPB voordelig zijn vanwege verslechteren van de kwalitatieve dienstverlening in de zorg en in onderwijsnen die niet door dit kabinet worden teruggedraaid. Ook baseert dezelfde Bos zich bij koopkrachtberekeningen (velen gaan er volgend jaar een klein beetje op achteruit) juist op de modellen van het CPB. Die achteruitgang voor de burgers- in kwalitatief en kwantitatief opzicht- zou wel eens groter kunnen zijn dan de modellen suggereren. Hieronder een overzicht van recente kritiek in dit en andere opzichten
Het CPB heeft een grote invloed op de economische besluitvorming van de Nederlandse regering en het parlement. De Macro Economische Verkenningen – MEV spelen een belangrijke rol bij het opstellen van de jaarlijkse nationale begroting. Het biedt een bepalend kader voor de begroting als totaal, bijvoorbeeld de verwachte opbrengsten van belastingen, en voor allerlei beleidsonderdelen zoals het beleid over lonen en uitkeringen. (koopkrachtberekeningen) Daarnaast berekent het CPB op grond van dezelfde gegevens de effecten van de tegenbegrotingen van oppositiepartijen. Enige tijd geleden werd bekend dat het Centraal Plan Bureau op initiatief van verschillende economen onder vuur ligt bij de modellen die zij gebruikt om alternatieven voor en de gevolgen van het huidige regeringsbeleid door te rekenen. Men stuurde daartoe een petitie naar het parlement. Het blijkt, dat er meer wetenschappers zijn die het CPB onder druk proberen te zetten.
In december 2005 leverde oud-staatssecretaris Van Eijck kritiek op de berekening van de koopkracht door het CPB. Zijn kritiek is onder meer dat de koopkrachtcijfers geen rekening houden met huishoudkenmerken en inkomensbron en dat huishoudens dubbel meetellen in de presentatie. Het CPB ontkende de aantijgingen. Maar, zegt het CPB: ‘natuurlijk hebben de koopkrachtcijfers beperkingen. Het CPB benadrukt dat zelf herhaaldelijk in publicaties’. Volgens het CPB is het nodig om meer dan zeven groepen huishoudens te onderscheiden bij de berekening van de koopkrachtontwikkeling en de groepsindeling aan te passen aan de aard van de maatregelen die relevant zijn voor de koopkracht. Voor wie het nader wil bestuderen zie de reactie van het CPB, waarin ze ook uitleggen wat er aan hun berekeningen niet klopt. http://www.cpb.nl/nl/pub/cpbreeksen/memorandum/132/
Basisinkomen of niet?
In maart 2006 publiceerde het Plan Bureau een studie getiteld ‘Reinventing the Welfare State’. De studie is in het engels, dus niet voor iedereen toegankelijk. Een voorstudie in het Nederlands is te vinden op http://people.few.eur.nl/demooij/artikel%20tpe.pdf (Dat is een pdf bestand!) Voor wie het rapport wil lezen het is te vinden op de website van het CPB.
Wat betreft de alternatieven wordt in sectie 3.3. ‘Efficiente administratie/bestuur’ het effect van een basisinkomen berekend. Hoe je verder ook over een basisinkomen denkt, het blijkt dat een geindividualiseerd basisinkomen van 550 euro per maand zijnde 50% van het netto-minimumloon gefinancierd kan worden met een vlaktax (een overall tarief in de inkomstenbelasting) van 50%. Daarbij teken ik wel aan dat in feite natuurlijk het sociale minimum geen 50% van het minimumloon is, maar met toeslagen in bv de bijstand 70%. Maar je kunt in plaats van een vlaktax ook een progressief belastingsysteem invoeren lijkt mij. Kortom, financieel alleszins haalbaar. En dit alles nog wel binnen het kapitalistische marktdenken en de modellen van het CPB. De resultaten van het CPB onderzoek zijn gebaseerd op het evenwichtsmodel geheten MIMIC, waarbij rekening wordt gehouden met institutionele ontwikkelingen zoals onderhandelingen en akkoorden over lonen, het Nederlandse belasting en sociale zekerheidsstelsel, etc.
Afwijzing basisinkomen en kritiek daarop
Maar in de CPB studie wordt dit alternatief toch afgewezen. Het is volgens de studie geen doelmatige vorm van herverdeling. Om het te kunnen financieren moet de overheid namelijk de belastingdruk opschroeven. Dit betekent dat iedere extra verdiende euro netto minder inkomen oplevert. De prikkel om te werken of te scholen wordt daardoor aangetast. Dit geldt vooral voor vrouwen.Volgens de berekeningen zou de participatiegraad van vrouwen met 10% teruglopen. Voor mannen zijn de verstoringen kleiner, maar ook zij worden door hogere tarieven aangemoedigd minder uren te werken en te scholen of hun heil te zoeken in het informele circuit. De participatiegraad van hoger opgeleiden zou teruglopen met 5%. Voor mensen met midden- en hoge inkomens vormt het basisinkomen in samenhang met een hoge belastingdruk een sigaar uit eigen doos die slechts tot gevolg heeft dat de prikkels voor arbeidsdeelname worden beperkt.
Wetenschappers die een of andere vorm van basisinkomen propageren trokken op vrijdag 19 mei 2006 boos naar het CPB om de officials aldaar hun kritiek voor te leggen. Onder hen waren spraakmakende wetenschappers als Paul de Beer en Robert van der Veen. Kern van hun kritiek: Veel factoren zijn in de modellen niet opgenomen, zoals de mate van bescherming van de privacy in verschillende uitkeringsstelsels en de ziekmakende aspecten van strenge controles, huisbezoeken, ondoorzichtige bureaucratie en zeer uitgebreide formulieren. Ook leidt een basisinkomen tot minder grote inkomensverschillen dan in andere stelsels.
Kritiek al eerder
Ook als je geen voorstander bent van een basisinkomen, kun je de kritiek van bovengenoemde wetenschappers toch steekhoudend vinden. Belangrijke moeilijk te kwantificeren factoren en hun invloed op de ekonomie zijn niet in aanmerking genomen. Dit was ook al de kern van de kritiek van een team van wetenschappers die in 2001 een rapport maakten met de titel ‘Met beleid te werk – Rapportage van de Commissie Beleidsgeoriënteerde Toetsing van het Centraal Planbureau’. Uit een persbericht van het CPB zelf: ‘belangrijke inhoudelijke aanbevelingen betreffen de gewenste verschuiving in het werkprogramma naar meer micro-economische thema’s en institutionele vraagstukken. (In feite in bedekte termen dezelfde kritiek als van Van Eijck, die zei dat de berekeningen van de koopkracht niet fijnmazig genoeg waren, pvdl) In het bijzonder vraagt de commissie het CPB om meer aandacht te schenken aan de invloed van Europa op de Nederlandse economie. Met betrekking tot de analyse van verkiezingsprogramma’s beveelt de commissie aan om meer aandacht te besteden aan niet te kwantificeren elementen en aan de onzekerheden rond de gekwantificeerde resultaten’. Einde citaat.
Op Prinsjesdag gaat iedereen uit van de cijfers van het CPB als de absolute waarheid. Gezien de kritiek die er op het Planbureau is, nu weer van Wouter Bos, moeten we die berekeningen, modellen en cijfers van het Planbureau echter met een flinke korrel zout nemen. Maar ook de redeneringen van Wouter Bos om de terechte kritiek op de modellen van het Planbureau op een handige manier naar zich toe te trekken bij de verdediging van het kabinetsbeleid.