Ik ga hier verder de ontwikkelingen naar voren brengen zoals die geanalyseerd worden door de systeemtheoretici als Wallerstein. In zijn model krijgen de vorming van de natiestaten na 1500 en de opkomst van het handelskapitalisme een prominente rol. Daarna zal ik de kritiek op dit model naar voren brengen en de methodische problemen die daarbij een rol spelen behandelen.
Het grote verschil met de voorgaande fase van de peasant society is, dat zich in deze periode, gepaard gaande met vele oorlogen en periodieke instortingen, de staats-en natievorming voltrok waardoor in de loop van de 18eeeuw in Europa enkele sterke natiestaten naar voren kwamen zoals Engeland en Frankrijk die de dragers werden van de verdere verspreiding van wat men later de kapitalistische productie is gaan noemen.
Max Weber analyseerde het ontstaan van het kapitalisme in haar Europese vorm als het ontstaan van een productiesysteem dat een rationeel ‘Zweck-rational’ karakter droeg en dat zich onderscheidde van de stelsels die eerder bestonden en die gebaseerd waren op buit, ambtsmisbruik, woeker, speculatie of regelrechte onteigening, zoals in het Helleense statenstelsel het geval zou zijn geweest. In haar rationele doelgerichtheid onderscheidt het kapitalisme zich ook van de hiervoor genoemde fase, waarin de traditie een belangrijke rol speelt en waarin de doelrationaliteit weinig voorkomt.
Wat betreft de relatie tussen kapitalisme en staatsvorming kan worden gesteld, dat het ontstaan van de staten in de vijftiende eeuw het einde betekenden van de zelfstandige handelssteden zoals die in de peasant-samenlevingen bestonden. (Wel is in deze handelssteden het moderne kapitalisme tot ontwikkeling gekomen) .[1] Een tussenperiode is de Habsburgse monarchie in bestuurlijk opzicht geweest. De vorming en handhaving van staten was nauw verbonden met de ‘accumulatie’ van kapitaal. Vanaf het begin van de vorming van natie-staten werd de dictatoriale politieke macht gebruikt om de boeren te onteigenen en grote gebieden te ontvolken waardoor een landloos proletariaat ging ontstaan en waarbij in toenemende mate bijvoorbeeld in Engeland de landbouw op kapitalistische grondslag werd gewijzigd en een landloos proletariaat ontstond.Wallerstein legt in zijn boekjes uit hoe de verhouding tussen staat en kapitalisme verder in elkaar zit.
Vraagstukken daarbij zijn hoe die vorming van staten zich verhoudt tot de ontwikkeling van dit kapitalisme en of we in de Hollandse expansie in de 17eeeuw een nieuwe fase van sociale, culturele en economische ontwikkeling moeten zien die voorafgaat aan de industriele revolutie. Er zijn ook discussies over de invloed van de productie van energie (veenafgravingen) of de handel naar verder verwijderde gebieden.
Hoe zit deze samenleving nu verder in elkaar?
De systeemtheoretici sluiten aan bij de analyses van Fernand Braudel.
Braudel verwerpt de gedachte dat kapitalisme en marktwerking op hetzelfde neerkomen. Voor hem is kapitalisme juist een systeem van de ‘contre-marche’, de anti-markt. In zijn visie bestaan er drie niveau’s van economische bedrijvigheid. Het laagste niveau is dat van de ‘vie materielle’, het omvat de meest elementaire vormen van economische activiteiten waarmee mensen in hun behoeften voorzien. Daarboven ligt de economie, het niveau van de markt, een wereld die voor de deelnemers min of meer transparant is en een dagelijkse realiteit is, een wereld waarin de winsten dientengevolge klein zijn. Pas daarboven, op het derde niveau, is sprake van kapitalisme, als de zone van economische concentratie, van excessieve winsten, als gevolg van een relatief sterke mate van monopolievorming die zelf weer de uitkomst is van enerzijds politieke machtsvorming anderzijds van het vermogen van de deelnemers aan dit spel om de schakels in het productieproces te beheersen en het spel ondoorgrondelijk te maken. (Een beetje een samenzweringstheorie dus)
Noemt Tromp verder op blz 31 de definitie van wereldsysteem en de afgrenzing ervan. Het wereldsysteem dat in de zestiende eeuw ontstaat wordt gekenmerkt door de dominantie van de kapitalistische productiewijze, als een productiewijze waarin het maken van winst, de eindeloze accumulatie van kapitaal, de centrale doelstelling is. De ontwikkeling van het kapitalisme kan onder andere beschreven worden in termen van de opmars in de afgelopen vijfhonderd jaar van de wereldeconomie ten koste van lokale economien. ‘Mondialisering ‘is dan een proces dat al eeuwen plaatsvindt. Dan noemt Tromp een voorbeeld: de productie van een fluitschip op een Amsterdamse werf in het begin van de 17e eeuw was niet minder gemondialiseerd dan die van een hedendaagse personal computer in s’Hertogenbosch. Hiermee kom je al op een kritiek punt op deze wereldsysteemanalyse, nl dat er in de wereld in feite drie economische blokken bestaan, waartussen vrij weinig onderlinge handel is. Hoe verhoudt dit zich dan tot de these, dat er van slechts een wereldsysteem sprake is?? De structuur van het wereldsysteem is zodanig dat steeds sprake is van drie lagen of categorien. Zowel waar het de sociale klassen betreft als waar het de geografische afbakening betreft. (Tromp blz 33) De zones van het wereldsysteem liggen niet vast maar verschuiven. Brenner 1977 zou kritiek hebben geleverd vanuit het marxisme op de definiering van Wallerstein van kapitalisme als productie voor de verkoop in een markt, waarbij het doel is een maximale winst te behalen.
(Tromp blz 34) (Zie R. brenner- The origins of capitalist development: a critique of neo-smithian marxism in New Left Review, 104, july-august 1977. Wallerstein zegt dat de eerste grote fase van expansie plaatsvond tussen 1450 en 1650, toen volgde een periode van stagnatie tussen 1650 en 1750 en daarna een tweede fase van expansie (Tromp blz 35)
methodische knelpunten
Kritiekpunt is, dat in bovenstaand model sterk de nadruk wordt gelegd op ontwikkelingen op het gebied van de handel en in de circulatiesfeer: buiten beschouwing blijven ingrijpende veranderingen in de organisatie van de productie en hun invloed op de economische ontwikkelingen. In de systeemtheorie is de toe-eigening van een maatschappelijk surplus door middel van de handel een zich in relatie tot de natie-staten zelfstandig verder ontwikkelende factor, waar alle andere ontwikkelingen als het ware van zijn afgeleid. (Technologische ontwikkelingen, de verdere verbreding en uitbreiding van markten, specialisatie en differentiatie, schaalvergroting in de productie, sociale structuren, etc).