Verschenen in het februari nummer 1995 van MUG, maandblad van Uitkeringsgerechtigden in Amsterdam.
In de laatste weken van december deden de wildste geruchten de ronde over de periodieke doelmatigheidsonderzoeken (DMO’s) van de Sociale Dienst. Over deze onderzoeken schreef ik ook al in de MUG van januari. In Het Parool stond half december, dat de Sociale Dienst een grote achterstand had bij het instellen van de Doelmatigheidsonderzoeken. Wanneer die achterstand niet voor 1 januari 1995 was ingehaald, bestond het gevaar dat de Rijksconsulent zou overgaan tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaken. Dit onderzoek zou kunnen leiden tot het opleggen van een korting op de door het Rijk uit te keren subsidies aan de gemeente. Dit als straf voor het niet tijdig halen van voldoende DMO’s. Er werd zelfs gesproken over een achterstand van 27.000 onderzoeken. In drie weken tijd wilde de Sociale Dienst die onderzoeken uitvoeren.
Om ambtenaren op de rayonkantoren waar een achterstand bestond te stimuleren tot harder werken konden zij een premie per onderzoek krijgen wanneer ze de doelstelling haalden. Op sommige rayonkantoren zouden ambtenaren hebben geweigerd op die basis de onderzoeken uit te voeren omdat er bij haastwerk en personeelstekort grote fouten worden gemaakt. Middels een ingezonden brief in Het Parool ontkende een ambtenaar van Zuid-Oost de berichten: de premie was een wel vaker voorkomende reguliere betaling waarover de rayonkantoren binnen het aan hen toegewezen budget zelf mochten beslissen. Wat er ook waar moge zijn van al die geruchten, feit is dat op het spreekuur van de Bijstandsbond weer een aantal mensen kwamen die werden opgeroepen voor een DMO en die pas een dag voor de datum waarop ze moesten verschijnen de desbetreffende oproep in de bus kregen. Bij sommige oproepen was duidelijk sprake van haastwerk. Soms was de oproep zeer slordig opgesteld, omdat op het formulier waarop staat wat je moet meenemen, alle hokjes waren aangekruist. De ambtenaar had blijkbaar geen tijd gehad uit te zoeken welke mee te nemen documenten bij een bepaalde cliënt van toepassing waren.
Bij een van de cliënten ontstonden ook weer moeilijkheden over het DMO. Ambtenaren doen soms erg moeilijk wanneer een cliënt een andere afspraak wil maken. Een mevrouw had een oproep gekregen op een bepaalde datum te verschijnen. Ze was echter ziek en belde naar de desbetreffende ambtenaar van het kantoor dat ze niet kon komen. De ambtenaar deelde mee, dat haar man dan maar moest komen. Haar man is echter van Turkse afkomst en spreekt slecht Nederlands. De mevrouw wilde graag zelf een gesprek op een latere datum. De ambtenaar dreigde daarop dat haar uitkering zou worden stopgezet. Een medewerkster van de Bijstandsbond belde daarop de desbetreffende ambtenaar om uitleg. Deze zei: ,,Je moet m’n baas maar bellen.” Daarop werd contact gelegd met het hoofd van het rayonkantoor. Die deelde mee dat de cliënt nog diezelfde week een uitnodiging zou krijgen voor een nieuwe afspraak.
Vragen
Naar aanleiding van het formulier dat bij het DMO moet worden ingevuld hebben enkele cliënten op het spreekuur vragen gesteld. Waarom moet de GSD weten hoe hoog je GEB-rekening is? Wat heeft de Sociale Dienst sowieso te maken met je uitgavenpatroon? (Je moet alle vaste uitgaven op het formulier invullen). Dit is toch niet relevant voor het bepalen van de rechtmatigheid van de uitkering? Waarom moeten alle gegevens van de partner worden ingevuld, als die zelf ook zo’n formulier moet invullen? Waarop is het uitgangspunt gebaseerd, dat iemand drie maanden girostrookjes moet meenemen, wanneer je nergens van verdacht wordt? (Soms moet men zelfs alle strookjes van het afgelopen jaar laten zien). Waarom moet de Sociale Dienst weten welke verzekeringen je hebt afgesloten? Naar aanleiding van deze en andere vragen hebben enkele verontwaardigde cliënten een werkgroepje gevormd waarbij gegevens en ervaringen worden uitgewisseld en waarbij wordt uitgezocht wat de Sociale Dienst nu wel of niet kan vragen. Voor meer inlichtingen kunt u bellen met de Bijstandsbond.
Vrijwilligerswerk
Sommige cliënten moeten bij het DMO een apart formulier invullen waarop ze moeten aangeven welk vrijwilligerswerk ze doen, bij welke organisaties en hoeveel uur in de week dat is. Het lijkt me vooralsnog dat het invullen van zo’n formulier meestal weinig consequenties heeft. Formeel moet de cliënt toestemming van de GSD vragen voor het verrichten van sommige vormen van vrijwilligerswerk. Voor traditioneel vrijwilligerswerk hoeft een cliënt geen toestemming te vragen, dat mag altijd. Ander vrijwilligerswerk mag alleen in goedgekeurde projecten, die zijn getoetst door de directeur van de Sociale Dienst. Voor meer informatie kunt u zich wenden tot de Vrijwilligerscentrale.
In de toekomst kunnen de gegevens over vrijwilligerswerk echter wel een belangrijkere rol gaan spelen, wanneer de gemeente in haar beleid gaat toewerken naar het verplicht stellen van het verrichten van ‘maatschappelijk nuttige taken’ in ruil voor de uitkering. Daarbij zou dan een contract worden gemaakt tussen de uitkeringsgerechtigde en de Sociale Dienst waarin de wederzijdse afspraken zijn vastgelegd. Bij mijn weten is het nu al zo, dat op beperkte schaal vrijwilligerswerk wordt gezien als een stadium in een traject op weg naar betaald werk of als een eindstadium voor langdurig werklozen, die niet meer in aanmerking komen voor betaalde arbeid. Over dit vrijwilligerswerk worden dan afspraken gemaakt tussen de cliënt en de Sociale Dienst. Bij de Werkwinkel-plus in Oudwest wordt hier reeds op bescheiden schaal mee geëxperimenteerd.
Piet van der Lende