Oude Engberink sprak over de divided cities, die overal in de wereld ontstaan, waar de scheidingsprocessen dezelfde kenmerken hebben en alleen kwantitatief een verschil is ten aanzien van de armoede. Deze divided cities concurreren met elkaar en hebben dezelfde antwoorden op de problematiek: grootschalige infra-structuur-projekten, om de investeerders en de gegoede meerderheid van de bevolking te lokken middels koopflats e.d, dus de mensen die het geld hebben. Ook de derde wereld steden doen dat.
Er zijn twee boeken verschenen met de titel ‘divided cities’.
Het probleem is, dat we de gevangene zijn van ons eigen systeem. De steden moeten met elkaar concurreren, en kunnen niet een andere weg opgaan, door bijvoorbeeld een extra belasting op de grootschalige, kapitaal intensieve, hoogtechnologische industriën, omdat die dan naar een andere stad gaan.
Daarom benadrukt Pronk ook, dat er internationale samenwerking moet komen, waarbij als het ware een soort mondiale overheid gaat ontstaan middels netwerken, belastingen en overheidssteun, waarbij die ervoor zorgt, dat dit dilemma wordt doorbroken. Pronk heeft hier een analyse over.
Bij de nationale ekonomiën was het zo, dat een Keynesiaans beleid kon worden gevoerd, waarbij als het ware er een grens was aan de uitbuiting; deze grens werd bepaald door de noodzaak, een deel van het reserve leger in te zetten voor het produktieproces en op nationaal niveau te zorgen voor afzetmarkten.
Er hebben zich nu twee processen voltrokken: de mondialisering van de ekonomie en de ontwikkeling van de technologie. Dit heeft tot gevolg, dat arbeid relatief minder belangrijk is geworden ten opzichte van kapitaal en technologie. De ondernemers hebben minder belang of geen belang bij het in de perken houden van het ontstaan van een armoedig deel van de bevolking; zij zijn niet meer nodig, noch voor het produktieproces, noch voor de afzet van produkten, want de technologie en de mondialisering van de ekonomie heeft ervoor gezorgd, dat de produkten behalve in het eigen land net zo goed in Azie of Afrika afgezet kunnen worden. (Dus de teorien van het reserveleger en de afzetproblemen door overproduktie gelden niet meer). Dit betekent, dat de grenzen van de nationale ekonomiën zijn verlegd. Onze strategie moet zijn, om die grenzen weer dichterbij te brengen. Er is een wereldwijde markt, die expansief is.
PvdL