Dit artikel verscheen eerder in de rubriek ‘de gang van zaken’ in het maandblad uitkeringsgerechtigden (MUG). mei 1994.
Op het spreekuur van de Bijstandsbond kwam iemand met het volgende probleem. De desbetreffende persoon had in het kader van een toegestane studie een stage gelopen in Afrika; daarvoor had ze de bijstandsuitkering opgezegd en van spaargeld geleefd. Ze had officieel aan de Sociale Dienst gemeld, dat ze naar Afrika ging. De Dienst had haar daarop een beschikking gestuurd, waarin stond dat de uitkering beëindigd was omdat ze zich in het buitenland vestigde. Noch mondeling noch schriftelijk werd haar gewezen op de eventuele akelige, hierna te noemen, gevolgen. Na de stage ging ze terug naar de Sociale Dienst. Ze kreeg daarop een beschikking, waarin een strafkorting werd gegeven gedurende twee maanden van 20 procent. ‘De reden voor de verlaging is, dat u in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan hebt betoond’, aldus de beschikking. Het gedrag van de vrouw werd door de Sociale Dienst als verwijtbaar beschouwd. Daarna werd het formele wetsartikel genoemd waarop de beslissing was gebaseerd.
Naar aanleiding hiervan een opmerking: de vrouw heeft er blijk van gegeven dat ze met haar door de Dienst toegestane studie en de daarbij behorende stage, serieuze pogingen doet om uit de uitkering en aan betaald werk te komen. Het is dan ook de vraag of haar gedrag als verwijtbaar moet worden beschouwd.
Hierbij dient wel een kanttekening te worden geplaatst: je moet er te allen tijde blijk van geven beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, naar betaald werk blijven zoeken en ingeschreven blijven bij het arbeidsbureau. Krijg je bijvoorbeeld een erfenisje en leef je zo een tijdje van eigen geld, denk dan niet: ik heb nu geen uitkering, dus ik hoef ook niet aan de verplichtingen te voldoen. Dat is niet waar. De Sociale Dienst kan bij haar beoordeling van een nieuwe aanvraag meewegen wat de betrokken persoon in de periode voorafgaand aan de aanvraag heeft gedaan om aan werk te komen. Dat kan je een strafkorting opleveren omdat je bij het ontbreken van pogingen aan het werk te komen, blijk geeft van ‘onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan’. Win in dit soort gevallen advies in bij bijvoorbeeld het Buro voor Rechtshulp en ga in beroep.
Tweede opmerking: de beschikkingen van de Sociale Dienst zitten nogal eens krakkemikkig in elkaar. Zo wordt wel het formele wetsartikel vermeld waarop de beschikking is gebaseerd, maar er wordt vrijwel nooit ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van een cliënt, die tot een bepaalde beschikking hebben geleid. Terwijl de beoordeling van die omstandigheden nu juist van het grootste belang is, bijvoorbeeld wanneer je in beroep wil gaan (dat geldt ook voor de hierboven genoemde situatie).
De directeur van de Sociale Dienst heeft tijdens een vergadering van de cliëntenraad toegezegd dat bij de invoering van het Nieuwe Uitkeringen Systeem (NUS) zal worden bekeken, of het mogelijk is om in beschikkingen wel in te gaan op de persoonlijke omstandigheden van de cliënt.
Piet van de Lende