De Nederlandse sociaal-democratie van de Partij van de Arbeid schijnt het moeilijk te hebben. Grote verliezen bij de gemeenteraads- en Europese verkiezingen, en op het kabinet-Rutte kunnen ze niet echt hun stempel drukken. Maatregel na maatregel wordt genomen – door de sociaal-democraten Asscher en Klijnsma – die de armen armer en de rijken rijker maken. Het WRR-rapport “Hoe ongelijk is Nederland?” schetst de gevolgen.
Velen waarschuwen ervoor dat de hervormingen in de zorg en de sociale zekerheid, met name de nieuwe Participatiewet, tot vele situaties zal leiden waarbij mensen jarenlang gaan leven beneden het voor ons land geldende bestaansminimum. Nu al horen we bij de Amsterdamse Bijstandsbond steeds meer van mensen die voor een bestaan beneden het absolute minimum kiezen, omdat de vernederende gang naar de bijstand hen teveel is. Strenge controles, op tafel leggen van je privéleven, dwangarbeid, huisbezoeken van twee controleurs die de kasten open willen zien, steeds maar doorvragen over je leefsituatie en je relaties, kortom het inmiddels tot volle wasdom gekomen sociaal panopticum waaronder mensen in de bijstand moeten leven, maakt dat velen maar van een aanvraag voor bijstand afzien. Een sociaal panopticum dat overigens onder invloed van bureaucratische wetmatigheden deel gaat uitmaken van een soort totaal panopticum voor de hele bevolking. Het sociaal panopticum voor mensen in de bijstand vloeit samen met bureaucratische controlesystemen voor de regulering van migratiestromen, en toepassing van de modernste technieken bij databanken voor de opslag van gegevens van alle burgers, die dagelijks in hun doen en laten worden geregistreerd. Daar worden dan vervolgens statistische analyses op toegepast om de kans op criminaliteit of fraude van burgers van te voren in te schatten en daarbij preventief op te treden en in te grijpen. Ook al heb je niets verkeerds gedaan, je bent bij voorbaat verdacht. Aan de andere kant stijgt de werkloosheid: velen moeten dan maar door bij hun ouders te gaan wonen (als die er nog zijn) of door zwart werk of hosselen of het verkopen van de daklozenkrant en andere informele activiteiten de eindjes aan elkaar knopen. Tot deze categorie behoort ook een groeiende groep zzp-ers die in feite beneden het bestaansminimum leven, maar door periodiek terugkerende tijdelijke opdrachten en zeer zuinig leven een beroep op de bijstand weten te voorkomen.
Onzichtbaar gemaakte mensen
Deze groeiende groep aan de onderkant van de samenleving blijft bij de officiële onderzoeken grotendeels buiten beschouwing. Voor de beleidsmakers bestaan die mensen eenvoudigweg niet. Tegenover de geavanceerde technieken om alles en iedereen te volgen en te registreren staat een schrijnende onwetendheid van de beleidsmakers over de effecten van hun beleid. Velen proberen aan het allesomvattende panopticum te ontsnappen. Duizenden jongeren zijn spoorloos in de databanken van de overheid en de statistieken. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de beleidsmakers het ook niet willen weten. Het confronteert hen met het falen van hun beleid en de negatieve gevolgen ervan. Alles is gericht op uitstroom uit de bijstand of inperking van migratie voor mensen die economisch-materieel gezien niet nuttig zijn om winst mee te maken. Een constante propagandastroom van berichten van lagere en hogere overheden over uitstroomcijfers die niet zijn onderbouwd, moet verhullen dat de beleidsmakers oogkleppen op hebben. Hoe heeft het zover kunnen komen, of beter nog, hoe kan het dat sociaal-democraten niet alleen compromissen sluiten met de liberalen, maar ook actief meewerken aan het ontstaan van deze situatie en zelfs voorop lopen bij het nemen van repressieve maatregelen? En dus in feite geen tegenwicht meer vormen voor het op zijn minst temperen van de groeiende kloof tussen arm en rijk in het kapitalisme en de ontwikkeling naar een politiestaat?
De opkomst van het doorgeschoten liberalisme
Over de opkomst van het liberalisme is al veel geschreven. Ook over de geschiedenis van die opkomst sinds Ronald Reagan en Margaret Thatcher. De oude welvaartsstaten in de westerse landen moesten worden afgebroken en vervangen door een marktsysteem waarbij overheidsvoorzieningen werden geprivatiseerd en normen werden gesteld voor de overheidsuitgaven op basis van bezuinigingen. In het kader van de Europese Unie werd voor de Europese landen een begrotingsdiscipline ingevoerd, die hen beroofde van diverse economische instrumenten om crises te bezweren. Bedrijven moesten meer winst maken door belastingverlagingen, flexibilisering van de arbeid en lastenverlagingen (in de praktijk: belastingverlagingen voor de rijken) zodat, aldus de redenering, meer bedrijven een grotere economische groei zouden realiseren waarbij de welvaart zou toenemen en er meer arbeidsplaatsen zouden komen voor de vele werklozen. Een win-win situatie! Meer marktwerking, de productie overlaten aan het privékapitaal, zou tot meer welvaart voor allen leiden.
Van dit mooie droombeeld waaraan de liberalen en nu ook de sociaal-democraten in de regering-Rutte hardnekkig vasthouden, is in veel opzichten weinig terechtgekomen. In werkelijkheid heeft de afbraak van de overheidsvoorzieningen, als bescherming voor de mensen die in economisch opzicht zwakker staan, de periodieke crises die met de sterke marktwerking gepaard gingen en de daardoor ontstane massawerkloosheid geleid tot waar sommigen voor gewaarschuwd hebben: bij sterke marktwerking is er niet, zoals de theorie stelt, sprake van gelijkwaardige partijen die door rationele beslissingen een optimale toewijzing van middelen realiseren. Marktpartijen zijn zelden gelijk en een versterking van marktwerking leidt altijd tot een versterking van de sterksten en een verzwakking van de zwakste partijen. En dus een groeiende kloof tussen arm en rijk.
Reorganisatie
De bovenstaande visie van de liberalen werd aangevuld met overheidsmaatregelen waarbij de gehele maatschappij moest worden gereorganiseerd. Schaalvergroting in het onderwijs en de gezondheidszorg, decentralisatie van rijkstaken naar gemeenten en naar “bestuursinstellingen op afstand”. Het beleid moest leiden tot verdere automatisering en rationalisering van productieprocessen waarbij de productie goedkoper zou kunnen worden uitgevoerd. Om maar een voorbeeld te noemen: planning van grote winkelcentra in de grote steden, concentratie van winkels in koopgoten in die centra en in grote winkeleenheden langs de zich gestaag uitbreidende snelwegen, uitgevoerd door miljoenenwinsten opstrijkende projectontwikkelaars. Er trad een golf van fusies op bij ziekenhuizen, onderwijsinstellingen en dergelijke, die tot meer efficiency moesten leiden en tot de mogelijkheid van grote investeringen waarbij de rationalisering van het productieproces verder werd bevorderd.
Reeksen schandalen over corruptie, juridisch rechtmatige maar ook onrechtmatige verrijking van bestuurders, projectontwikkelaars in de bouw, omkoping, speculatie en een parlementaire enquête over de bouwfraude hadden en hebben geen invloed op het beleid. Alles gaat gewoon door. Het bovenstaande betekende een uitholling van de democratie in diverse opzichten. Overheidsdiensten werden geprivatiseerd of werden “bestuursinstellingen op afstand”. Een directe democratische controle op hun doen en laten was niet meer mogelijk. Hun beleid kon hooguit nog indirect worden beïnvloed met financiële prikkels: als je dit of dat niet doet, geven we je een boete of minder subsidie. Bevoegdheden werden verplaatst naar Europa, waar een parlement zit dat niet de bevoegdheden heeft die een parlement hoort te hebben. De schimmige onderhandelingen in de Raad van Ministers, evenals andere Europese organen die onder grote druk staan van de lobbynetwerken van grote bedrijven, beslissen over het wel en wee in de landen van Europa. De grootschalige productie-eenheden in bijvoorbeeld de gezondheidszorg, het onderwijs en bij woningbouwcorporaties hebben geleid tot ondoorzichtige bureaucratieën met veel macht aan de top, die aan niemand verantwoording hoeft af te leggen. Dit heeft geleid tot een laag van machtige bestuurders, die hun carrière vaak in de politiek beginnen en die zichzelf schandelijk hoge salarissen, afkoopsommen en bonussen toekennen en verder iedereen uitlachen. Een enkele kritische manager of onderzoeker komt af en toe tot de conclusie dat deze grootschalige fabrieken in de gezondheidszorg en het onderwijs geldverslindende bureaucratische molochs zijn met overbodige managementlagen en onbestuurbare toestanden. Hé, zei zo iemand dan, het blijkt dat een kleiner ziekenhuis toch goedkoper is.
Dit verlies aan democratisch gehalte van de samenleving is des te erger, omdat in een democratie, waarbij beslissingen worden genomen over de inrichting van de samenleving, in de discussie daarover een soort overzicht ontstaat over de gevolgen van bepaalde maatregelen. Alle gevolgen voor alle groepen en eventuele kostenverhogende factoren buiten een specifieke onder controle staande organisatie komen in beeld. In de huidige situatie is dat niet meer zo. Al die private grootschalige instellingen, bedrijven en organisaties kijken alleen naar de efficiency in hun eigen organisatie of bedrijf en niet naar gevolgen die voor hen niet kostenverhogend werken, maar voor de samenleving als geheel wel. Een voorbeeld is de ontwikkeling naar grootschalige productie-eenheden in het onderwijs. Hogescholen werden geconcentreerd in grote steden, in slechts een beperkt aantal productie-eenheden. Studenten die overal in het land wonen, worden gedwongen om een dure kamer te huren in die stad. Maar die kamers zijn er vaak niet. Dus zijn veel studenten gedwongen om iedere dag vijftig tot honderd kilometer met de trein heen en terug te reizen, treinen die dus iedere dag overvol zitten met reizende studenten die naast de andere forenzen een plaatsje in die treinen moeten zien te bemachtigen. De reiskosten moeten worden betaald door de staat. Maar de hogescholen hoeven bij hun planning van de geldstromen geen rekening te houden met deze ontwikkeling. De planning van schaarse grootschalige productie-eenheden, geconcentreerd op bepaalde plaatsen, leidt trouwens ook op andere terreinen tot milieuvervuilende en zeer veel geld kostende reizigersstromen.
Het activeringscompromis
Hoe kan het dat de sociaal-democraten van de Partij van de Arbeid niet alleen zijn meegegaan in de ontwikkeling van dit beleid, maar nu voorop staan in het nemen van maatregelen tegen de zwaksten in de samenleving, die aan hun lot worden overgelaten? Die vraag is moeilijk te beantwoorden als je niet wilt blijven steken in de miljoenen malen op internet herhaalde argumenten van baantjesjagers, loopjongens van het kapitaal en graaiers aan de top die zich bewust zijn van hun kwade wil. Tot aan meer of minder suspecte samenzweringstheorieën over een kleine elite die de onderklasse bewust wil vernietigen. Natuurlijk zijn er baantjesjagers en egoïstische bestuurders die zichzelf bewust verrijken. Maar is dat een voldoende verklaring voor de teloorgang van de sociaal-democratie als geheel? Ik denk dat de sociaal-democratische bestuurders heilig hebben geloofd in het volgende: een compromis met de liberalen is mogelijk, en is zelfs de enige weg, hun maatschappijmodel is aanvaardbaar, maar er kunnen in dat model uitvallers zijn. Daarom moeten we dan inbrengen dat de aanpassing van de mensen aan de neo-liberale ontwikkelingen mogelijk wordt gemaakt. Dus om dat mogelijk te maken eisen we faciliteiten en geld ten behoeve van de mensen.
Om de werkloosheid als voorbeeld te nemen: we moeten de situatie bewerkstelligen dat zoveel mogelijk mensen kortdurend werkloos zijn, het moet meer worden: tussen twee banen in. En daarvoor moet een scala aan positieve en negatieve prikkels worden ontwikkeld die het gedrag van de burgers bijstuurt. Ook op andere beleidsterreinen moet dat nagestreefd worden, iedereen moet meekomen in de liberale orde, en dat doen we via het bevorderen van “zelfredzaamheid”, “eigenkracht”-conferenties, “erop af”-methoden, maar ook door streng te straffen als iemand in onze ogen niet wil. Daaraan gekoppeld zijn ideologische redeneringen over hoe we een onderscheid moeten maken tussen mensen die het “echt” nodig hebben en mensen die het “niet echt” nodig hebben, en tussen “niet-willers” en “niet-kunners” onder de werklozen. Dat moet worden vastgesteld door “maatwerk”. In individuele situaties moet een stoet van ambtenaren, (klant)managers, hulpverleners, reïntegratieconsulenten, verplegers en controleurs beoordelen waar iemand bij moet worden ingedeeld. Het past ook in het “volumebeleid’.
Je kunt het sociale minimum handhaven, en ook de bijstand, als alleen mensen “die het echt nodig hebben” daarvoor in aanmerking komen. Dan wordt ook de “legitimering” van het sociale stelsel bij de burgers gehandhaafd. Daarom moeten er strenge controles zijn aan de poort om dat te beoordelen, en ook als iemand een uitkering heeft, zijn uitgebreide teams van handhavers en sociale rechercheurs nodig, die gebruik maken van de nieuwste opsporingstechnieken en technologieën. Dat alles in naam van een rechtvaardige maatschappij, waarin niemand achter blijft en iedereen meekomt. De uitgebreide bureaucratie van de verzorgingsstaat is vervangen door een nieuwe bureaucratie die belang heeft bij deze ontwikkelingen. Deze volledig op het individu gerichte politiek stelt je individueel verantwoordelijk voor bijvoorbeeld werkloosheid. Als je geen werk kunt vinden, dan is er iets mis met jou, daar moet aan worden geschaafd. Je hebt de verantwoordelijkheid om je “employability” op peil te houden. De maatschappelijke voorwaarden en omstandigheden verdwijnen uit beeld, moeten wel uit beeld verdwijnen, want de sociaal-democraten hebben het maatschappijmodel van de liberalen aanvaard. In feite gaat het bij de bovengenoemde termen en redeneringen om ideologische bezweringsformules die de werkelijke problemen van en de samenhang met dat liberale maatschappijmodel moeten verhullen. Daarbij worden complexe psychische processen in de hoofden van mensen versimpeld tot enkelvoudige schijntegenstellingen tussen goed en kwaad, waarbij die versimpelingen vervolgens het uitgangspunt zijn bij bureaucratische rationaliseringsprocessen op basis van efficiency.
Getuigenverklaringen
Talloos zijn op internet de getuigenverklaringen van mensen vanuit hun persoonlijke situatie, waarbij duidelijk wordt dat het niet werkt. Talloos zijn de verklaringen van “zaakwaarnemers”, belangenorganisaties, advocaten en andere hulpverleners dat deze ideologie en de daarbij behorende bureaucratie een averechts effect heeft. Dat er in een situatie van massawerkloosheid altijd uitvallers zijn, dat er misstanden ontstaan in en door de bureaucratieën, dat privacy en andere rechten worden geschonden, dat de mensvisie in het bovenstaande niet klopt, dat er een verband bestaat tussen het gedrag van mensen en de omstandigheden waarin ze leven, dat het liberale maatschappijmodel niet deugt. De sociaal-democraten horen het niet. Ze zijn in “achterstandswijken” geweest, ze hebben met de mensen gepraat, ze krijgen e-mails, brieven, discussiëren, maar ze horen en zien niets. De omstandigheden en de invloed ervan benoemen, nee, dat is uit. Het liberale maatschappijmodel staat voor de sociaal-democraten niet fundamenteel meer ter discussie. Ze zijn de gevangenen geworden van hun eigen compromis en van de op actie en reactie gebaseerde spiraal naar beneden naar de politiestaat en het recht van de sterkste.