Wat zegt het sociaal akkoord over de nieuwe Participatiewet? Komt die er nu wel of niet?

11 april 2013 bereikten de sociale partners en het kabinet een sociaal akkoord. De tekst werd direct daarna gepubliceerd op internet. Onderstaande tekst is vlak daarna geschreven.

In het sociaal akkoord trekken de samenstellers een grote broek aan. Ze vinden het een historisch akkoord, al wordt dat niet zo gezegd. Impliciet verwijst men in de inleiding naar het historische akkoord van Wassenaar uit 1982. ‘’We kunnen ons in termen van welvaart, inkomen en productiviteit meten met de best presterende landen ter wereld. Dit is mede te danken aan structurele hervormingen in de afgelopen decennia op de markten van goederen, diensten en arbeid. Hervormingen waarvoor de basis is gelegd in de overlegeconomie”.

Lezing van het sociaal akkoord levert op, dat de lezer met veel nieuwe maar soms vage plannen wordt geconfronteerd, met name op het gebied van het arbeidsmarktbeleid en de opzet van instituties die het arbeidsmarktgebeuren moeten structureren, op het gebied van de flexibilisering van de arbeidsrelaties en de ontslagbescherming en de opzet van de Wet Werkloosheid (WW). Ondanks de uitgebreide behandeling van deze onderwerpen blijft het vaag wat de gevolgen van het sociaal akkoord zullen zijn voor mensen in de Wajong, de WSW en de bijstand. De regering heeft de nieuwe Participatiewet in voorbereiding, maar dit woord komt in de tekst van het sociaal akkoord niet voor. Tussen de regels door kun je het een en ander opmaken over hoe de sociale partners daarover denken. De participatiewet heeft de bedoeling, bijstand, Wajong en WSW samen te voegen in een wet en door middel van werken met behoud van uitkering (dwangarbeid) , loondispensatie, subsidiering van werkgevers en andere arbeidsmarktinstrumenten te pogen werkzoekenden met of zonder handicap aan het werk te krijgen. Daarbij worden de gemeenten verantwoordelijk voor uitvoering van de wet. Van dit laatste neemt het sociaal akkoord duidelijk afstand. Wat betreft het arbeidsmarktinstrumentarium (nu het werkdeel van de WWB dat door gemeenten wordt uitgevoerd) moeten er op regionaal niveau publiek-private samenwerkingsvormen komen en wel landelijk gezien 35 Werkpleinen en 35 Werkbedrijven. Op de Werkpleinen moeten de werkzoekenden worden begeleid die geen handicap hebben en een WWB of WW uitkering hebben. In de werkbedrijven worden Wajongers en WSW-ers tewerk gesteld. Op de Werkpleinen werken regionale werkgevers, vakbondsbestuurders en wethouders van gemeenten in de regio samen om een regionaal arbeidsmarktbeleid tot stand te brengen en een verknoping te bewerkstelligen tussen sectorafspraken van werkgevers en werknemers (in de bouw, de metaal, de schoonmaak, etc., vroeger bedrijfstakken genoemd) en het regionaal arbeidsmarktbeleid van de Werkpleinen. Dit laatste is een antwoord op de veelgehoorde klacht, dat sectorale afspraken op dit moment totaal niet aansluiten op een arbeidsmarktbeleid of arbeidsbemiddelingsbeleid dat door de gemeenten wordt ontwikkeld. De gelden die nu het werkdeel van de WWB zijn zullen voor de Werkpleinen moeten worden ingezet. De gemeenten blijven dus niet meer alleen verantwoordelijk voor de inzet van die gelden. De werkgevers en de vakbonden krijgen een flinke vinger in de pap. Dat is ook het geval bij de Werkbedrijven, die dezelfde samenwerkingsstructuur krijgen als de Werkpleinen, terwijl nu de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de WSW.

Tussen de regels

Uit het bovenstaande blijkt al, dat de samenstellers van de tekst van het sociaal akkoord er tussen de regels door van uitgaan, dat WSW, Wajong en WWB naast elkaar blijven bestaan. In de inleiding wordt er nadrukkelijk op gewezen, dat wij in Nederland oorspronkelijk een onderscheid kenden tussen volksverzekeringen, werknemersverzekeringen (waarvoor vakbonden en werkgevers qua uitvoering verantwoordelijk waren) en sociale voorzieningen. De werknemersverzekeringen werden gefinancierd door premies van werkenden, de sociale voorzieningen uit de belastingen. In de loop van de tijd zijn deze onderscheidingen vager geworden, oa door fiscalisering van de WW en veranderingen in de ziektewet. Het sociaal akkoord wil terug naar bovengenoemd helder onderscheid. “ Nodig is een consistente ordening van de verantwoordelijkheden voor de sociale zekerheid, met een helder afgebakend onderscheid tussen volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en sociale voorzieningen (met middelengetoetste uitkeringen). Daarbij fungeren werknemersverzekeringen als risicoverzekeringen. Zij zijn in eerste instantie gericht op de compensatie van schade als gevolg van het intreden en voortbestaan van sociale risico’s zoals werkloosheid en arbeidsongeschiktheid”. In het sociaal akkoord heeft dat meteen al gevolgen voor de financiering van de WW: dat moet weer meer een risicoverzekering worden gefinancierd uit oa premies van de werknemers. Maar ik lees er ook in- ik kan me vergissen- dat daarom samenvoeging van Wajong, WSW en bijstand niet wordt goedgekeurd. De Wajong is een volskverzekeringsachtige regeling, zonder middelentoets, de bijstand is een sociale voorziening met middelentoets. In het sociaal akkoord staat: “In de praktijk stellen sociale partners, vast dat er steeds meer sprake is van vervaging tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en voorzieningen. Daardoor is sprake van een diffuse verdeling van verantwoordelijkheden en worden verantwoordelijkheden niet (volledig) gedragen of mogelijk afgewenteld. Het blijkt echter ook, dat men er wat de participatiewet nog niet uit is, al wordt dat niet expliciet zo gezegd. “gelet op de complexiteit van dit vraagstuk en de nauwe samenhang met de overheidsfinancien zullen sociale partners naar aanleiding van een gerichte adviesaanvraag van het kabinet meewerken aan een voor 1 mei 2014 uit te brengen advies over een consistente ordening van de verantwoordelijkheden van de sociale zekerheid”.

Wordt de Wajong nu wel of niet afgeschaft?

Maar dan stuiten we op bladzijde 13. En dan weet ik het niet meer. Ik heb de bladzijde vier keer gelezen en ik kan niet concluderen of de Wajong nu wel of niet moet worden afgeschaft en of de WSW, de Wajong en de Bijstand nu wel of niet moeten worden samengevoegd. Het staat er niet in. Eerst wordt geconstateerd dat bij “ongewijzigd beleid” het aantal Wajongers zal toenemen van ruim 200.000 in 2013 tot ruim 400.000 in 2040. Men zegt dat deze groei moet worden omgebogen. Hoe? “er kan niet meer worden volstaan met het verstrekken van een vaak levenslange minimumuitkering (welke?) aan werknemers met een beperking. Men wil de mensen met een functiebeperking aan het werk hebben en zo de groei van het aantal Wajongers tegengaan. In de tweede alinea wordt het helemaal vaag. “per 1 januari 2015 komt er nieuwe wetgeving gericht op werken met een functiebeperking”. Ik snap het niet. De nieuwe participatiewet zou toch 1 januari 2014 ingaan, waarin dit geregeld is?. Of wordt gedoeld op andere wetgeving? Of vindt men dat de nieuwe regelingen een jaar moeten worden uitgesteld? Dan: “De verantwoordelijkheid voor het aan het werk helpen en houden van Wajongers en SW-ers is voortaan voor rekening van 35 regionale Werkbedrijven. Wethouders en regionale werkgevers worden hiervoor bestuurlijk verantwoordelijk.”. De vakbonden zijn hier plotseling wat dit betreft uit beeld verdwenen. En dan: “Gemeenten ontvangen van de rijksoverheid een totaalbudget voor de uitvoering van de WWB, SW en Wajong. Daaruit bekostigen zij hun aandeel van de activiteiten van het regionale Werkbedrijf”. Zorgvuldig wordt de term “participatiewet” vermeden en gesproken over drie afzonderlijke regelingen. Conclusie: ik kan er wat betreft bijstandsgerechtigden, Wajongers en WSW-ers geen spek van brouwen. Ook over de loondispensatie en het werken met behoud van uitkering wordt helemaal niets gezegd. Wel komen op bladzijde 36 projecten aan de orde waar gewerkt gaat worden met “mentorbanen, stage banen, snuffelbanen in een andere sector en dergelijke”.

Het schijnt dat de stichting van de Arbeid mbt dit soort banen een uitwerking heeft opgesteld. Het sociaal akkoord is in veel opzichten een vage tekst, waar je alle kanten mee uit kunt. Een historisch akkoord op basis van een springlevend poldermodel, waarin de sociale vrede hoog in het vaandel staat?. Slechts een tussenfase in een zich chronisch voortslepende en verlammende machtsstrijd aan de onderhandelingstafel en in wandelgangen, van een reeks belangenorganisaties, instituties, werkgevers en verschillende bestuurslagen bij de overheid over hoe verarming moet worden bestreden en de maatregelen die mbt de mensen op een minimaal inkomen (werkenden en uitkeringsgerechtigden) moeten worden genomen en wie daarbij de macht krijgt over de uitvoering en vooral: het geld. Deze machtsstrijd- waar bestuurders van verschillende politieke kleur in verschillende functies jarenlang een rol spelen, zoals Marco Florijn, eerst onderhandelaar namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten VNG en nu wethouder in Rotterdam, duurt nu al minstens twee jaar. Het is begonnen toen voor het eerst de reorganisatie van regelingen voor de minima onder het vorige kabinet op de politieke agenda kwam. Daarbij hebben de rechtse krachten door het in de publiciteit brengen van schandalige aantijgingen in de richting van de verarmden en een voortdurende stroom van incidentele maatregelen in het verengde daarvan zoals de invoering van de huisbezoeken en de invoering van een generieke tegenprestatie voor je bijstandsuitkering, politiek de overhand. Deze situatie kan zonder protest van de mensen die getroffen worden nog jaren voortduren. Werkgevers en werknemers denken zoals we zagen in de zomer van 2014 een advies uit te brengen over verdeling van verantwoordelijkheden……… De instituties en verschillend lagen bij de overheid strijden om de macht en het geld ter wille van hun eigen voortbestaan, de mensen die in armoede leven hebben het nakijken. Piet van der Lende