Het verzet van de Franse werklozen en In Duitsland een jaar of 8 a 10 geleden laat zien, dat verzet op wat grotere schaal toch wel mogelijk is. Ondanks het gebrek aan bronnen, etc. De geschiedenis van de Nederlandse werklozenbeweging met het ontstaan van werklozen belangen verenigingen laat zien, dat aan verschillende voorwaarden moet worden voldaan wil er verzet komen.
1. Het moet gaan om grote groepen, die in dezelfde positie zitten en die maar in beperkte mate over verschillende sociaal-juridische posities worden verdeeld, waardoor ze verschillende belangenposities hebben en de groep die langdurig op een uitkering is aangewezen moet groot zijn. Dus niet bv een jaartje in de uitkering, en dan weer werk. Deze laatste groep definieert zich nauwelijks als uitkeringsgerechtigde. Dit systeem van verdeling was nergens zo verfijnd als in Nederland. Dit sluit aan bij de homogeniseringsthese en de fragmentatiethese. Het nieuwe beleid van de regering Rutte kan het ontstaan van meer homogene grote groepen bevorderen.
2. Een sterke vakbond of politieke partij moet zich aansluiten bij de werklozenbeweging of zich daarvoor openstellen. In de zeventiger jaren was dat in Nederland de CPN, met de oprichting van eerst de werklozenkomitees en later de Werklozen Belangen Verenigingen, en in Frankrijk was dat de CGT. Ook in Duitsland leken vakbondsgroepen, met name bouwbonden uit Oost Duitsland, zich bij de werklozen aan te sluiten. Het hoeft overigens niet perse een politieke partij of grote vakbond te zijn, het kunnen ook sociale bewegingen zijn zoals de tweede feministische golf- beweging van bijstandsvrouwen begin tachtiger jaren vorige eeuw of de kraakbeweging – baanlozenbeweging. In de jaren negentig van de vorige eeuw was er een kortstondige vrijage tussen uitkeringsgerechtigdengroepen en de kerken, die tot een opleving van acties en discussies over verarming hebben geleid. Dergelijke coalities kunnen zich weer voordoen.
3. De politieke openheid moet groter worden, zodat de werklozenorganisaties worden erkend en meer gehoor vinden, waarbij de trucs om ze eronder te houden minder worden. Nederland bestond in de zeventiger jaren het kabinet den Uyl en een algemeen opstandig klimaat. Dit zelfde was in de jaren negentig ook in Frankrijk aan de gang. De politieke onwrikbaarheid van rechtse regeringen verlamt de beweging, waardoor ze eerder zal verlopen. “Het helpt toch niet”. Wat dit betreft lijken de ontwikkelingen door de regering Rutte met gedoogsteun van de PVV niet gunstig.
4. Van belang bij de mogelijkheden voor het ontstaan van een sociale beweging is, dat aansluiting wordt gevonden bij (delen van) middengroepen, zodat er -naast politieke openheid en coalities met sterke bondgenoten- een breed gedragen begrip ontstaat voor de positie van de werklozen en hun leefomstandigheden. Daarbij is het gunstig, als de (langdurige) werkloosheid over verschillende sociale lagen van de bevolking is verdeeld, dwz mensen met verschillende sociale netwerken, opleidingsniveaus en leeftijden betreffen. Dit was in de zeventiger jaren het geval met de studentenbeweging en de bouwvakkers, die de eerste werklozenkomitees oprichtten.
Ditzelfde is ook in Frankrijk, waar het gezegde is, dat iedere Fransman wel een werkloze in zijn naaste familie heeft, en dus begrip heeft voor de standpunten van de werklozen. Hoe dit zich momenteel in Nederland ontwikkelt weet ik niet. Aan de ene kant zorgt het overheidsbeleid voor een sterke tweedeling van een soort onderklasse van kanslozen met weinig contacten in andere groepen versus een gegoede middenklasse die neerkijkt op de werklozen. Aan de andere kant zijn de ontwikkelingen naar massa-werkloosheid op de arbeidsmarkt dat ook veel hoger opgeleiden massaal werkloos worden en geen nieuw werk kunnen vinden. Dit is in mijn ogen echter nog een vrij recente ontwikkeling, als gevolg van de economische crisis.
5. Ik ben het niet eens met de stelling van sommigen, dat symbolische acties geen zin hebben. Werklozen bouwen een beweging niet op door te pogen, massale demonstraties te organiseren, maar door ontregelingsakties van relatief kleine groepen, die veel publiciteit halen. Ook dit gebeurde in het begin in Nederland in de zeventiger jaren en halverwege de tachtiger jaren en in Frankrijk. Argentinie is ook een voorbeeld.