Inleiding van Fernando Rodriguez op een bijeenkomst van D4 net aan de Bilderdijkstraat op donderdagavond 4 maart 2010

Let op! Dit is geen objectieve weergave van wat Rodriguez gezegd heeft. Als ik een bepaald punt opschreef en er schoot me iets te binnen van: o ja, dat is daarmee verbonden, dan vermeld ik dat daarbij. En ik heb alles subjectief in mijn eigen woorden geformuleerd. ‘Gaten’ in mijn geheugen over wat Rodrigues gezegd heeft heb ik opgevuld met een interpretatie van wat hij wellicht bedoeld heeft. Al met al is het vind ik toch wel een aardige weergave van het besprokene in het kort.
Hij is bezig met een promotieonderzoek naar de rol en functie van pensioenfondsen en de studie is bijna afgerond. Hij begint zijn betoog met de volgende stelling:
Het probleem is nu veel groter dan in 1929. Denk maar aan de dreigende energieschaarste, de geo-politieke spanningen en andere dreigende crises. We kunnen de huidige periode volgens hem dan ook vergelijken met de periode voor de Eerste Wereldoorlog, meer dan met de beurskrach van 1929 en andere financiele crises.
De vraag is hoe het zover heeft kunnen komen
Daarvoor moeten we vaststellen, dat er sprake is van financialisation van de economische productie. Wat houdt dit in het kort in?
  • Desegmentatie. In het verleden was er een scala aan verschillende spelers in de financiele bussiness, die allemaal hun specifieke functies en taken hadden in afzonderlijke organisaties. Banken, verzekeringsinstellingen, beursvloer werkers, etc. Door een proces van schaalvergroting en het samenvoegen van functies in de financiele wereld zijn er een beperkt aantal grote spelers ontstaan, die allerlei functies in elkaar verenigen. Een bank is geen bank meer in de klassieke betekenis van het begrip, maar tevens verzekeringsmaatschappij, opereert op de beurs, valutahandel, etc. Er ontstaat zo in die instituties een onoverzichtelijke brei van activiteiten.
  • Privatisering van regulerende instituties. Allerlei clubs die moeten toezien op de financiele sector zijn geprivatiseerd. Wie ziet toe op de accountancy standaarden bijvoorbeeld? Daarover worden tegenwoordig afspraken gemaakt door particuliere organisaties. Vaag herinner ik mij, dat ik daarover een tijd geleden een artikel gelezen heb in een juridisich blad over hoe de staten minder belangrijk worden en steeds meer afhankelijk worden van een soort particuliere ‘overheid’ die op mondiaal niveau opereert, waarbij in feite de ‘ambtenaren’ van die overheid de in snel tempo toenemende private advocatenkantoren zijn gevestigd in de financiele centra. Zij formuleren in het tijdperk van toenemende internationale handel en internationalisering van geldstromen contractuele en andere regels waaraan de private spelers op de wereldmarkt moeten voldoen. En dat geheel vormt een nieuwe macht tegenover de afzonderlijke staten.
  • Globalisering en glocalisering. De globalisering- de internationalisering van de geldhandel en de wereldhandel betekent dat de kapitaalsstromen steeds minder aan nationale grenzen gebonden zijn. Daar wordt nog op terug gekomen. Glocalisering betekent dat zich op sommige locale plekken een concentratie bevindt van bepaalde financiele instituties. Dat zijn de financiele centra van de wereld, waarbij er een hierarchie is ontstaan van belangrijke centra (Londen, New York) en minder belangrijke centra (Amsterdam bv). Saskian Sassen heeft die ontwikkeling in haar studies geanalyseerd.
  • Resultaat van die ontwikkelingen is de ‘new diplomacy’. Het internationaal vrijlaten van het geld leidt tot een nieuwe diplomatie: daarbij staan niet staten tegenover elkaar, of ze werken samen of ze overleggen, maar een soort internationaal netwerk van grote spelers is ontstaan, die enerzijds zo onafhankelijk mogelijk van natiestaten proberen te worden door zich te vestigen in staten met de minste overheidsregels en de hoogste bonussen, terwijl ze anderzijds een soort nieuwe wereldorde creeren, die bij het punt van de privatisering aan de orde kwam. Daarbij ontstaan er echter ook nieuwe markt-staat coalities.
(Rodriguez heeft in zijn betoog het aspect van dat de private instituties hun eigen wereldregels maken om een geordend verloop van de transacties mogelijk te maken zoals dat bij punt twee en vier aan de orde komt niet zo expliciet genoemd, misschien is dat ook meer een ontwikkeling die in de juridische literatuur naar voren komt dan in de strikt economische)
We kunnen de ontwikkeling van de financialisation op nog een tweede manier benaderen. Daarbij gelden de volgende punten:
  • Er wordt meer gekeken naar de aandeelhouderswaarde. Terwijl ‘vroeger’ bedrijven nog wel aan een zekere lange termijnplanning deden, waarbij winsten op langere termijn werden nagestreefd, en soms op korte termijn met minder winst genoegen werd genomen, waarbij het voortbestaan van het bedrijf en het op langere termijn veroveren van markten voorop stond, is er een situatie ontstaan waarbij ten behoeve van de waarde van de aandelen op de beurs en de rendementen de korte termijn politiek op de voorgrond komt te staan. Zoveel mogelijk waardestijging van de aandelen en grote winsten op korte termijn.
  • Het ontstaan van een hedonistische cultuur. Daarbij speelt het paradigma van de financiele belangen een rol. Mensen hebben niet meer de mentaliteit dat ze eerst moeten sparen om iets duurs te kopen, nee, ze lenen tegen de klippen op geld om hier en nu zoveel mogelijk te kunnen consumeren
  • In het verlengde daarvan bouwen instituties, consumenten, steeds grotere schulden op, alles in het belang van grotere consumptie en voor de instituties grote winsten op korte termijn.
  • De grote financiele instituties zijn dominant op de wereldmarkt. De aspecten daarvan zijn bij de eerste opsomming van financialisation aan de orde gekomen.
  • Een kenmerk van de huidige situatie is ook, dat niet alleen steeds meer schulden aangegaan worden, maar dat daarbij steeds grotere risico’s worden genomen en dat er voortdurend nieuwe financiele “producten’ worden bedacht om grote winsten te kunnen maken. Producten staat hier tussen aanhalingstekens omdat het niet gaat om concrete goederen of zelfs geld, maar om vage (juridische) constructies van opties, aanspraken en rechten op uitbetaling in de toekomst onder bepaalde voorwaarden.
Kunnen we de ‘financialisation’ in bepaalde periodes indelen, waarbij bijvoorbeeld zou kunnen blijken, dat bepaalde ontwikkelingen in het kapitalisme steeds weer terugkomen? Daarvoor zijn verschillende theoretische benaderingen mogelijk.
  • De theorie van de accumulatiecycli. (De lange golven). Braudel, Arrighi. Er is een lange periode vanaf de Italiaanse stads staten tot nu toe waarin lange golven van op en neergaande economische ontwikkelingen kunnen worden onderscheiden. Rodrigues zegt daarbij dat deze theoretici zich onderscheiden van de marxistische theorien omdat ze een veel langere periode in de analyse betrekken, en niet alleen het kapitalisme. Braudel deelt dan de ontwikkelingen in zijn studies in door in iedere maatschappij drie niveau’s te onderscheiden voor de analyse, maar welke die niveau’s waren ben ik vergeten. Wat Rodriguez niet noemt is dat Braudel een grote invloed heeft uitgeoefend op Wallerstein, met zijn systeemteorie. Er is voor het overige een omvangrijke literatuur ontstaan onder historici, oa de Franse ‘structuralisten”. Nazoeken. Overigens noemt Rodriguez ook niet Kondratieff, een marxist die ook lange golven onderscheidt, maar inderdaad vanaf zeg halverwege de 18e eeuw, dus de opkomst van het kapitalisme, cycli van 60 jaar. (De Kondratieff cyclus). Onder historici bestaat volgens mij overeenstemming over het feit, dat de cycli voor die tijd in de vooral agrarische maatschappijen in Europa een ander karakter hadden. (De seculiere trend). De golfbewegingen waren toen langer en werden door diverse andere factoren beinvloed. Na afloop van zijn inleiding ontstond een discussie over de invloed van rente op kapitaal in de economie, zoals die oa door Strohalm in Utrecht wordt uitgedragen, als verklaring voor de huidige crisis. Rodriguez is het er niet mee eens dat je een centrale oorzaak op die manier kunt aanwijzen. In dit verband kwam ook het Islamitisch bankieren ter sprake. Rodriguez merkte op dat ook bij deze methode het geld lenen niet voor niets is, en dat er momenteel studie wordt gemaakt van een uiterst stabiel financieel systeem in een of ander kalifaat in het Arabisch verleden, waarvan ik de naam vergeten ben.
  • Verschuiving in de machtsrelaties tussen staten en markten, de studie van de internationale politieke economie. Enkele aspecten daarvan zijn hiervoor ter sprake gekomen.
  • De “schoonheidswedstrijd” van Keynes. Wat weten mensen van elkaar, hoe denken ze te reageren op gedrag van anderen, kuddegedrag, etc. Voorbeeld is dat iemand in een stadion ‘brand’ roept terwijl er geen brand is. Als jij naast degene staat die dat roept en je weet, dat er geen brand is, moet je toch mee in de gehele stroom van mensen verderop in het stadion, die denken dat er na de oproep wel brand is, anders word je geplet onder de voeten van anderen. Basis voor de goed functionerende economie is vertrouwen. Als mensen denken, dat banken en medemensen niet te vertrouwen zijn, dan kan er een crisis ontstaan. Het begrip kritieke massa. Keynes had zelf ook een soort “hedgefonds’ zegt Rodriguez, en hij wist heel goed hoe het spel werkte.
  • ‘Fictief kapitaal’ van Marx. In de marxistische economie bestaat de volgende analyse: Als we zeggen G= geld en M= goederen dan zijn er de volgende stadia.
G-M-G (Met goederen die je geproduceerd hebt krijg je geld op de markt en daarmee koop je weer goederen, die je zelf niet kunt maken of die je zelf niet hebt.)
M-G-M’ (Met geld koop je goederen en die verkoop je dan weer, om meer geld te maken) (Hier gaan de drie delen van Das Kapital van Marx over). In het kapitalisme kunnen in dit stadium die goederen ook arbeidskrachten zijn, die minder krijgen dan ze aan waarde produceren. (arbeidswaardeleer)
M-M-M’. M-G-M’en M-M-M’ zijn vormen van kapitaalsaccumulatie. We zijn nu in M-M-M’gekomen. Met geld geld kopen en daar meer geld mee maken.
  • Reguleringsschool van Boyer. Dit is een neo-marxistische Franse school. Zij hebben geanalyseerd hoe het mogelijk was dat de Amerikanen hun huidige schuldpositie konden opbouwen. Zij analyseerden, dat sinds de jaren zestig de lonen in de Westerse landen gelijk zijn gebleven en dat toch de consumptie geweldig is gestegen. Dit was mogelijk door de ‘financialisation’ van de maatschappij. Het feit dat arbeid niet meer werd beloond en dat daarmee dus niet meer geconsumeerd kon worden leidde ertoe dat er een kredietsysteem is ontstaan dat de grotere consumptie afdekte. Wanneer dat systeem niet meer functioneert, zoals nu gebeurt, wordt het weer zichtbaar. Er is door R. ook nog iets gezegd over deze reguleringsschool en de verzorgingsstaten van de zeventiger en tachtiger jaren. Je kunt dit verbinden met een analyse van de verhouding Amerika-China en het neutraliseren van verzetsbewegingen van verarmden in het neoliberalisme. R. noemt dit niet.
Rodriguez zoemt nu in op de geschiedenis van 1945 tot de jaren negentig.
  • 1929- Werden de Glass Steagall regels ingevoerd. Banken werden zwaar gestraft en aan strenge regels onderworpen
  • 1995-1971. Het Bretton Woods stelsel. Geld kon niet van het een naar het andere land, of zeer moeilijk.
  • Het dollarsysteem
  • 1958: ontstaan van de Eurodollar markten. Dit waren markten, waar in de dollar gehandeld werd buiten de Verenigde Staten om, waarbij landen en instituties in dollars onderling handelden. Deze markt was vooral geconcentreerd in Londen, waar een soort wild west tafereel ontstond omdat men zei: we gaan die handel niet aan banden leggen. Deze Eurodollar markt heeft in de loop der jaren een grote vlucht genomen en de ‘cowboys’ of de opvolgers van deze handelaren legden de basis voor het huisige systeem van financialisation.
  • 1971. Ontkoppeling van het goud en de dollar.
  • Vervolgens deregulering en steeds grotere kapitaalsmobiliteit.
  • Privatisering, groei van de staatsschulden.
Nader inzoemen op de voorgeschiedenis van de jaren negentig tot 2008.
  • Deze periode wordt gekenmerkt door de groei van het aantal institutionele beleggers. Bij de afbouw van de traditionele welvaartsstaten zijn de claims geprivatiseerd, in particuliere ziekenfondsen, in pensioenfondsen (kapitaaldekkingsstelsel in verschillende Noord-Europese landen vs het nog steeds bestaande premiedekkingsstelsel in Zuid-Europese landen, een van de bronnen van verdeeldheid tussen de West-Europese en Zuid-Europese vakbonden vakbonden in het EVV over de politiek die op Europees niveau gevoerd moet worden). Dit heeft gigantische hoeveelheden privaat kapitaal bijeen gebracht. De reserves van deze fondsen zijn veel groter dan de reserves van de olielanden en zo.
  • Groei van de securisatieschuld. Ik heb een aantekening gemaakt onder de punten dat volgens mij hierbij hoort. Centraal probleem is de grote schuldenlast van de Verenigde Staten in verhouding tot de economische productie. Ook Nederland heeft zeer grote schulden in relatie tot het Nationaal Inkomen.
  • opkomst van ‘originate and distribute’. Bij dit punt hoort volgens mij het betoog over de ‘Special Purpose Vehicles’, brievenbus maatschappijen, die in Amsterdam bijvoorbeeld volop aanwezig zijn, en die vooral sinds 1998 een sterke groei kennen. Rodriguez laat een statistiek zien van de groei van deze ontwikkeling. Het gaat daarbij om het aantal emissies naar de beurs van obligaties. Tot 1998 volgt de emissieontwikkeling de uitgave van de Nederlandse staat van staatsobligaties. Daarna bestaat die relatie niet. De uitgifte van obligaties door brievenbusmaatschappijen waarbij Nederlandse banken Nederlands geld naar de beurs brengen stijgt dan zeer sterk. De grafiek gaat na 1998 recht omhoog. De waarde van deze emissies bedraagt nu 300 miljard euro. Rodriguez tekent twee schema’s om de werking van deze brievenbusmaatschappijen uit te leggen. Eerst tekent hij het schema zoals in vroeger tijden een bank in principe werkte. Huishoudens en bedrijven zetten hun geld op een bank tegen rente. Andere huishoudens en bedrijven lenen geld van die bank tegen een hogere rente. Het verschil is de winst van de bank, die voor zijn operaties afhankelijk is van vele regels van de overheid. In de nieuwe situatie -tweede schema- schuiven banken als het ware zo’n brievenbusmaatschappij, die niet aan regels onderworpen is, en waarvan de banken zeggen: daar hebben wij niets mee te maken hoor, tussen de huishoudens en bedrijven die geld sparen en huishoudens die geld lenen. De banken stoppen dan bv 30 miljard euro in zo’n brievenbusmaatschappij met 3 medewerkers. In schema:
Huishoudens lenen geld (obligaties uitgegeven door de bank)
/
/
/
SPV———Bank
/
/ SPV brengt obligaties naar de beurs
/
Institutionele beleggers (kopen obligaties op de beurs)
De bank brengt via de brievenbusmaatschappij 30 miljard euro aan obligaties naar de beurs, die gekocht worden door institutionele beleggers. Deze kunnen behalve van de rendementen profiteren van koerswinsten. Nederland is een van de grootste en meest vooruitstrevende spelers op deze financiele markten. IN Amsterdam bijvoorbeeld was voor constructies als de bovengenoemde van de SPV’s reeds een (kennis)infrastructuur aanwezig van grote advocatenkantoren, die al tientallen jaren met het opstellen van contracten in de financiele sector en de wereldhandel bezig waren. De banken halen hun winsten uit oa deze SPV’s door fees in rekening te brengen voor geleverde diensten. Daar halen ze inkomsten uit, die nu al groter zijn bij sommige banken dan inkomsten uit andere activiteiten.
Dan de situatie in Nederland.
Je zou kunnen zeggen (daarbij worden nieuwe grafieken getoond) dat de Nederlandse eigendomsrelaties ‘transnationaliseren’, dwz oa de pensioenfondsen als belangrijkste dragers van deze ontwikkeling beleggen steeds meer en het overgrote deel van hun reserves in buitenlandse ondernemingen. Daarbij neemt het toepassen van ‘innovatieve’producten explosief toe. De Rabobank stelt zichzelf wel voor als een solide bank, die geen last heeft van de kredietcrisis, maar in werkelijkheid is zij een grote speler op deze financiele markten, vooral in Nederland, waarbij in feite veel te veel geld wordt uitgeleend en allerlei slechte hypotheken in de toekomst niet terugbetaald zullen kunnen worden. Er is veel te veel geld uitgeleend. Dit betekent, dat de crisis die in Amerika begon eigenlijk maar een klein stukje van de ontwikkelingen is, die nog tot grote problemen zal leiden. In tegenstelling tot Amerika zijn het hier vooral de hypotheken op de aanschaf van een huis die belangrijk zijn. In Amerika was het veel meer gespreid over ook andere hypotheken. In Amerika waren bijvoorbeeld de studentenleningen net zo groot als de hypottheken op huizen. Die hypotheken werden ook doorverkocht, waarbij de verkoper van de risico’s af was. Ook veel autoproducenten maken gebruik van kredietsystemen om geld te verdienen, meer nog dan aan de verkoop van auto’s. Veel bedrijven die zich officieel met het concreet maken van producten bezig houden halen hun werkelijk grote winsten uit dit kredietsysteem. (Hier noemen VU professor) Er is bij de inleiding een kort intermezzo over de opvattingen van rechts Amerika. Aan het verstrekken van leningen, waaraan nauwelijks voorwaarden werden gesteld en die weer werden doorverkocht wordt een racistische theorie verbonden. Het zou volgens sommige Republikeinen misgegaan zijn omdat ook leningen werden verstrekt aan negers, die door hun onverantwoorde gedrag en het ontbreken van verantwoordelijkheidsgevoel hun leningen niet kunnen terugbetalen en die dus de oorzaak zijn van de crisis.
Dan gaan we naar de vraag in welke fase van de ontwikkeling we zitten.
  • Je kunt qua fasen een onderscheid maken tussen Mania’s, panics en crashes. De Mania was oa de situatie begin negentiger jaren, toen iedereen het had over de dotcom boom. Door de ontwikkeling van internet en een nieuwe netwerkmaatschappij zou het kapitalisme voortaan gevrijwaard blijven van crises en groeiden de bomen tot in de hemel. Volgens Rodriguez zitten we nu in de panics fase, dus de grote crash moet nog komen. In deze fase ontstaat er bij verschillende staten een onhoudbare schuldenlast en een liquiditeitscrisis, die een solvabiliteitscrisis wordt. Voorbeelden zijn Griekenland nu, Mexico in een verder verleden, Rusland, etc.
  • Er ontstaan grote wisselkoersfluctuaties zoals met Oost Europa, de ontwikkelingslanden, de PIGS. De Amerikaanse FED heeft een teorie van de “ring of fire” ontwikkelt, waaruit blijkt dat de machthebbers in de financiele wereld deze problemen wel op zich af zien komen. De theorie houdt in het kort in dat net als bij de bestrijding van brand even verderop een terrein wordt platgebrand, een ‘ring van vuur’wordt aangelegd, zodat als de grote brand komt er geen materiaal voorhanden is dat in brand kan vliegen en de brand stopt. Men wil naar analogie hiervan dan bij grote problemen enkele of sommige landen bewust laten crashen, failliet gaan, om grotere problemen te voorkomen. Iedereen focust zich dan daarop en later kun je dan weer proberen die landen erbovenop te helpen.
  • Er zijn gevolgen voor de Macro economie. Dit is wat de afgelopen twee jaar is gebeurd met de recessie en krimp. Er ontstaat een discussie of er deflatie of hyperinflatie komt. R. zegt dat die ontwikkelingen dicht bij elkaar liggen, en wereldwijd naast elkaar kunnen voorkomen, en eigenlijk als bron dezelfde problemen hebben. Een chronische crisis heerst in Japan, waar al 20 jaar een vorm van deflatie bestaat. Ze slagen er niet in, weer uit te komen, de deflatie gaat gepaard met massawerkloosheid en grote staatsschulden. Het probleem is namelijk dat je in zo’n situatie geen ‘Keynesaanse’ politiek kunt voeren. Als je als staat geld in de economie pompt helpt dat niet, omdat de mensen dat geld gaan oppotten en niet uitgeven. Je weet immers bij wijze van spreken dat als je met het geld dat je hebt nog even wacht om een wasmachine te kopen, dat ie dan veel goedkoper is. Mensen gaan aanschaf van dingen dus uitstellen. Daardoor heeft Japan nu een grote staatsschuld en is niet uit de problemen. Een vand e aanwezigen merkt op dat hij in Japan is geweest en dat hij daar weinig armoede heeft gezien. Het is net zo’n land als Nederland. R. zegt echter, dat Japan 20 jaar geleden een zeer welvarend land was, dus op een hoog niveau is begonnen, en dat je er daarom nu misschien nog niet zoveel van merkt, maar dat dat in landen die armer zijn en die met dezelfde problemen zullen worden geconfronteerd dat wel het geval zal zijn. Reinier heeft de oplossing: je moet zoveel mogelijk geld bijdrukken, dan ontstaat er inflatie, worden de schulden minder waard. R. zegt dat het zo eenvoudig niet is. Tegenover die schulden staan partijen, die het geld geleend hebben, er zijn altijd twee partijen in het geding. Concreet betekent de strategie dat de gewone mensen geen inkomsten meer hebben. Zie Zimbabwe. De pensioenfondsen kunnen geen pensioenen meer uitbetalen, etc.
    Er ontwikkelt zich ook een discussie over de rol en betekenis van het IMF. Wanneer het IMF op een land afgestuurd wordt, zoals nu met Griekenland dreigt te gebeuren en bij de Baltische staten, dan zijn het in feite de technocraten van deze instelling die in dat land de macht overnemen. Zij zeggen dan: doe maar wat wij zeggen, qua bezuinigingen, ingrepen in de sociale zekerheid en andere belangrijke beleidsbeslissingen want ach, wij gevend e kredieten. Het zijn eigenlijk de het IMF financierende landen die de voorwaarden bepalen waarop kredieten aan landen verstrekt worden. Nederland is een belangrijke speler in het IMF en een van de strengste landen. Bos heeft bepleit dat het IMF op Griekenland afgestuurd zou worden, en heeft daar sterk voor gepleit, maar Duitsland heeft dat afgeremd. Er ontwikkelt zich een discussie over het karakter van het IMF. Het gaat er eigenlijk volgens R. niet om, dat de belangen van het land en de bevolking voorop staan, maar de belangen van de grote schuldeisers, de banken. Maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat die schulden betaald kunnen worden met voorbijzien aan andere belangen, de relatie schuldeiser schuldenaar moet verzekerd zijn. R. zegt dat de technocraten van het IMF dat eigenlijk zelf ook wel inzien en dat ze zelfs vanuit het IMF voorstellen hebben gedaan om de situatie te veranderen.

We komen in de discussie terug op een ander punt, nl de financiele stabiliteit in de wereld, als poging om een uitweg te vinden uit de huidige situatie. R. noemt het ‘Financial Stability Forum’, met hun website www.wis.org.Een ander punt wat in de discussie ter sprake kwam is de vraag, waarom moet er in het kapitalisme perse economische groei zijn? Dit heeft te maken met de onstilbare honger van de kapitaalsaccumulatie.