We kunnen vanaf ongeveer 1975 de ontwikkeling van het neoliberale beleid zien als een algemeen kader om een politiek antwoord te formuleren op de neergaande fase in de lange golf. (Zie hier voor de uitleg daarvan) Men probeert de ontwikkelingen tegen te gaan door een winstverhoging na te streven op basis van het terugdringen van de variabele kosten van ondernemingen. En dat zijn met name de kosten van de factor arbeid. Lonen, kosten voor arbeidsvoorwaarden van de eigen werknemers, maar ook kosten die de ondernemer indirect betaalt aan uitkeringen en belastingen die besteed worden aan algemene voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg, pensioenen en dergelijke. Zoveel mogelijk naar de winsten en zo min mogelijk naar de collectieve voorzieningen, dat is het streven. [1] Deze ontwikkeling heeft de afgelopen decennia in verschillende landen geleid tot pogingen, te bezuinigen op de collectieve voorzieningen en de sociale zekerheid. De arrangementen van de welvaartsstaat, die in de vijftiger jaren en zestiger jaren werd opgebouwd, werden weer afgebroken.
Een ander kenmerk van de huidige ontwikkelingen is wat men wel ‘globalisering’ noemt: het is een soort verzamelbegrip waarin verschillende ontwikkelingen bij elkaar worden genomen. Men gebruikt de term wel om aan te geven dat de massamedia, luchtvaart en de ICT en het internet de wereld in vele opzichten kleiner hebben gemaakt. Je kunt nu heel goedkoop op verschillende manieren communiceren met andere mensen waar ook ter wereld. De massamedia maken het mogelijk, dat je kennis neemt van gebeurtenissen die zich vandaag hebben afgespeeld in een heel ander deel van de wereld. Reizen wordt goedkoper en hoge snelheidstreinen of vliegtuigen maken het mogelijk dat je je in korte tijd over grote afstanden verplaatst.
Maar de term ‘globalisering’ wordt ook wel gebruikt om economische veranderingen aan te duiden. Mede door technologische ontwikkelingen zijn allerlei veranderingen in de productie van goederen en diensten mogelijk geworden. Productieprocessen zijn steeds meer internationaal georganiseerd. Onderdelen van een auto, televisie of computer worden in verschillende continenten geproduceerd en ergens anders weer in elkaar gezet. Er is sprake van de ontwikkeling van wereldwijd georganiseerde productieketens, van grondstof tot eindproduct, waarbij de productie in verschillende fasen van het proces in vele verschillende landen kunnen plaatsvinden. Of deze ontwikkeling werkelijk mondiaal is over de hele linie of dat er sprake is van een schaalvergroting en een internationalisering waarbij de wereld meer verdeeld is in enkele grote economische en politieke machtsblokken, staat ter discussie. De in- en uitvoer van de EU bijvoorbeeld naar de rest van de wereld bedraagt ongeveer 10% van het BNP in dat gebied. Duidelijk is echter wel, dat er voor steeds meer producten sprake is van een wereldmarkt.
De rol van de grote multinationale ondernemingen is enorm toegenomen. Zij beheersen een steeds groter deel van de wereldproductie en wereldhandel. Kapitaal stroomt steeds makkelijker en in steeds groter hoeveelheden van het ene deel van de aardbol naar het andere. Regels en beperkingen op de in en uitvoer, die in vele landen in de zeventiger jaren nog bestonden, zijn uit de weg geruimd. Dit heeft het vrije verkeer van kapitaal en goederen mogelijk gemaakt. We kunnen echter stellen, dat het bij deze economische veranderingen niet gaat om onontkoombare gevolgen van een soort immanente ontwikkeling, waarop we geen invloed hebben zoals de technologische ontwikkelingen. Het is een gevolg van politieke keuzes. Het feit dat het technisch mogelijk is om in een supermarkt dagelijks groente, fruit en snijbloemen van de andere kant van de wereld aan te bieden betekent nog niet dat dit ook hoeft te gebeuren.
De theorie van de vrije concurrentie
Het neoliberalisme is ook een opvatting over hoe meer marktwerking kan en moet worden ingevoerd. Deze opvatting houdt in essentie het volgende in. Door concurrentie tussen ondernemingen op een vrije markt, dus zonder tolmuren en andere beperkingen, leidt het spel van vraag en aanbod tot een prijs van goederen en diensten die voor evenwicht tussen die twee zorgt en op die wijze wordt via een zelfregulerend prijsmechanisme, als het waren buiten de wil van individuele aanbieders en vragers om, alles waar ook ter wereld geproduceerd op de meest efficiente en effectieve manier. Dit leidt tot de stijging van welvaart, welzijn en rijkdom voor iedereen, althans op die manier worden de voorwaarden daartoe geschapen.
We hebben hiervoor gezien, dat het terugdringen van de loonkosten voor de ondernemers en bezuinigingen op de collectieve uitgaven van de staat naast het bevorderen van globalisering belangrijke maatregelen zijn die onderdeel uitmaken van het neoliberalisme als politiek project. De zich wijzigende rol van de staat ten opzichten van de economie op basis van de neoliberale doctrine leidt ook tot pogingen meer marktwerking in te voeren op terreinen, die voordien het exclusief terrein van de staat waren. Dus privatisering van overheidsdiensten en ook weer afbouw van de collectieve sector. De afbouw van de collectieve sector betekent overigens niet altijd, dat in de verschillende landen de uitgaven van de staat als percentage van het BNP afnemen. Er vindt eerder een verschuiving plaats van collectieve arrangementen die het leven en de bestaanszekerheid van de burgers moeten beschermen naar uitgaven die –ten behoeve van grote ondernemingen- noodzakelijk zijn om de productie van die ondernemingen soepel te laten verlopen, met name investeringen in de infra-structuur.
Een ander aspect van de zich wijzigende rol van de staat in het neoliberalisme is de wijze, waarop omgegaan wordt met mensen die in de ratrace van de economie niet mee kunnen komen. Het nastreven van het ideaal van de vrije markt blijkt namelijk allerminst te leiden tot meer welvaart en welzijn voor iedereen. Er is in de voormalige welvaartsstaten van het westen sprake van een chronische massawerkloosheid, waarbij door de afbouw van de collectieve arrangementen in de sociale zekerheid miljoenen geen baan hebben en ook geen uitkering, waardoor ze een beroep moeten doen op de charitas, familieleden, partners of het informele circuit’, criminaliteit inbegrepen. De negatieve ontwikkelingen leidden vooralsnog niet tot een fundamentele herziening van de neoliberale doctrine en van het vrije marktdenken, integendeel, men ging ervan uit dat de ‘vrije marktwerking nog niet rigoreus genoeg was doorgevoerd, en dat het feit, dat velen niet meekunnen in de concurrentiestrijd van allen tegen allen die tot meer welvaart leidt, aan henzelf te wijten is. Van deze mensen moet dus het gedrag worden gewijzigd, door hen onder druk te zetten en te dwingen de flexibele arbeid in de nieuwe economie te vervullen. Dit leidt tot de gigantische uitbreiding van het gevangenissysteem en andere disciplinaire maatregelen, zoals in Europa aan het begin van de negentiger jaren het principe van het sociale panopticum. Elders ga ik aan de hand van een boek van Kurt Wyss nader in op de achtergronden van deze ontwikkeling. Waarom gaan de bestuurders door met het beleid, terwijl de doelstellingen die ze zeggen na te streven niet worden gehaald?
Zo zien we dat het neoliberalisme een combinatie is van invoering van nieuwe technologien, terugdringen kosten factor arbeid, globalisering, een herdefiniering van de rol van de staat, opvoering van concurrentie tussen mensen, ondernemingen en andere organisaties, verdedigd op basis van een bepaalde doctrine, nl die van de vrije marktwerking, die men overal wil invoeren. Doel van dit beleid is het verhogen van de winstvoet in een neergaande periode van de lange golf in de economie. We hebben hiervoor gesteld, dat het kapitaal een vluchtweg zocht in investeringen buiten de productiesector, dus speculatieve mogelijkheden om winst te maken. Hierbij zie je, dat het politieke project van het neoliberalisme en de economische ontwikkelingen in elkaar grijpen. Het neoliberalisme zorgde voor deregulering van de kapitaalmarkten, die het kapitaal een vluchtweg bood.
[1] Zie voor een korte beschrijving van het neoliberalisme en de rol van Europa daarin ook ‘ Hun Europa en het onze’ blz 16/17