In de fraktie van de “welvaartsstaat” diskussieerden de ongeveer 75 aanwezigen in de zaal met een forum, dat vooral bestond uit kritische vakbondsleden en vertegenwoordigers van belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden. Bij de diskussie over de vijf stellingen onder voorzitterschap van Diny van Velthoven laaiden de emoties soms hoog op. Dit gebeurde vooral bij de tweede stelling: “de strijd voor een leefbaar milieu is niet te scheiden van de strijd voor sociale bestaanszekerheid en heeft daarom de hoogste prioriteit”.
De eerste kategorie meningen valt te omschrijven als: een drastische versobering voor iedereen is noodzakelijk. Een van de aanwezigen liep tijdens de diskussie over deze stelling naar voren waarbij hij riep, dat ook de minima moeten inleveren voor het milieu omdat de mensen in de bijstand in ons land tot de 2% rijksten van de wereld behoren. Als zij niet bereid zijn in te leveren, komt er van een rechtvaardige wereld en een schoon milieu nooit iets terecht.
Ook uit de enqueteformulieren blijkt, dat sommige aanwezigen de prioriteit bij het milieu legden. “Grondstoffen of schone lucht is op betekent uiteindelijk dat iedereen het loodje legt. Wij kunnen niet zonder milieu en belasting op kapitaal in plaats van op arbeid. Het milieu moet de randvoorwaarden bepalen want bereiken duurzaamheid is punt een”. De aanwezigen die deze mening deelden vonden ook, dat er veel meer deeltijdbanen moesten komen, dus in feite arbeidstijdverkorting met evenredige inlevering van loon. Wel waren alle aanwezigen het erover eens, dat er geen geestdodend, vervuilend werk moest worden gecreeerd. Enkelen verbonden de prioriteit voor het milieu met persoonlijke verantwoordelijkheid: ook de laagste inkomensgroepen moeten inleveren, fundamentele veranderingen beginnen uitsluitend bij je eigen consumptiegedrag. Uitgaande van de persoonlijke verantwoordelijkheid zeiden sommigen, dat we niet steeds kritiek moeten hebben op anderen, met name de vakbeweging, maar dat we onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Niet de vakbeweging maar de consumenten spelen de belangrijkste rol door kritisch te consumeren.
Een van de voorstanders van drastische versobering bracht naar voren, dat hij een basisinkomen, voldoende om zelfstandig van te kunnen leven, a-sociaal vond. Ieder zelfstandig is niet alleen a-sociaal maar ook milieu-onvriendelijk (ieder een eigen auto, TV, vodeo, verwarming, huizen e.d.) Er moet integendeel worden gestimuleerd, meer samen te wonen.
armoede is onrecht.
Tegenover de visie van versobering werd benadrukt, dat overheid en werkgevers de milieuproblematiek trachten op te lossen door hoge milieuheffingen in te voeren in de vorm van indirekte belastingen, die inkomensonafhankelijk zijn en dus onevenredig zwaar drukken op de mensen met de laagste inkomens. De minima moeten zware miliueheffingen gaan betalen, waar ze in feite geen geld voor hebben. Ondertussen verandert er niets aan de produktiestructuur, dwz veel milieuvervuilende grootschalige produktie blijft gewoon gehandhaafd, wordt alleen duurder. De afbraak van de verzorgingsstaat en de bezuinigingen leiden tot een grotere armoede, zonder dat de problemen worden opgelost. De uitkeringsgerechtigden wordt helemaal niet gevraagd, wat voor ekonomie ze willen. De voorzitster concludeerde: het huidige milieubeleid gaat ten koste van de armen. De armoede in ons land neemt toe. De grenzen zijn al gepasseerd. De minima kunnen niet meer inleveren. Zij worden beschouwd als klaplopers op de maatschappij, die geen positieve bijdrage leveren, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk of huishoudelijke arbeid. Het is schanddalig, dat uitkeringsgerechtigden steeds in het verdachtenbankje worden geplaatst en hun hele hebben en houden op tafel moeten leggen en vernederende controles moeten ondergaan om een minimale uitkering te krijgen. De uitkeringsgerechtigden worden als minder-waardig beschouwd. In dit verband werd ook geprotesteerd tegen de term “onderkant van de samenleving”. We moeten benadrukken, dat uitkeringsgerechtigden volledige burgers zijn, het woord “onderkant” moeten we schrappen.
gezamenlijke standpunten
Er waren tijdens de diskussie verschillende pogingen, de bovengenoemde standpunten met elkaar te verenigen. De stelling zou in feite verkeerd zijn, omdat de strijd voor een schoon miliue en de bestrijding van armoede geen tegenstelling is. Een van de aanwezigen verwoordde het zo: “een leefbaar, sober inkomen moet genoeg zijn als het natuurlijke en sociale leefmilieu een hoge kwaliteit van leven daartegenover stelt. Bijstanders moeten worden ingezet voor zorg- en milieutaken maar daar moet geen slavenarbeid van gemaakt worden en het mag niet gebruikt worden om de lonen te drukken”. Oook Raf janssen bracht naar voren, dat uitkeringsgerechtigden en milieuactivisten zich niet tegen elkaar moeten laten uitspelen; onze huidige welvaartsstaat is niet te handhaven. In de concurrentieslag om de wereldmarkt wordt steeds verder bezuinigd, waarbij ervan wordt uitgegaan, dat de doelmatigheid van de samenleving gegarandeerd wordt door een zo onbelemmeerd mogelijke werking van de vrije markt. Dit zou leiden tot herstel/uitbreiding van ekonomische bedrijvigheid dat mensen bestaanszekerheid verschaft. Maar de huidige ekonomie kan alleen gehandhaafd worden door wanorde in het arme zuiden, in de natuur en in toenemende mate ook in het rijke noorden. De vrije werking van het marktmechanisme staat allerminst garant voor een doelmatige verdeling van schaarse middelen.
De milieuproblematiek en de armoede dwingen ons, de fundamenten van het ekonomisch systeem en de verzorgignsstaat grondig te herzien. Er moeten nieuwe denkkaders komen om de maatschappelijke solidariteit zo vorm te geven, dat mensen perspectief voor de toekomst houden en leefmilieu en natuur in stand blijven. Bij deze herziening moet echter worden voorkomen, dat grote groepen mensen steeds verder in de armoede terechtkomen. Uitkeringsgerechtigden moeten niet worden gezien als achterblijvers, maar als voorlopers, omdat zij experimenteren met andere opvattingen van arbeid dan de gangbare en omdat ze bijvoorbeeld veel ervaring hebben met hergebruik van goederen.
andere punten
Tijdens de diskussie waren er verschillende punten, waar de aanwezigen het over eens waren. Wat betreft de positie van de vakbeweging: Een van de aanwezigen verwoordde het zo: “de vakbeweging is een onmisbare faktor in de strijd voor een betere samenleving, maar zij is niet de enige of de belangrijkste. De vakbeweging zal bovendien een diepgaande metamorfose moeten ondergaan in de richting van een brede, politieke vakbeweging die maatschappelijke veranderingen ook daadwerkelijk op de agenda zet”.
Tijdens de diskussie werd daarbij gewezen op de noodzaak van een drastische herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid. Daarbij moet het bergip arbeid worden geherwaardeerd en opnieuw ingevuld. Ook huishoudelijke arbeid van bijstandsvrouwen en vrijwilligerswerk moet worden erkend. Deze herwaardering van arbeid moet worden verbonden met een herinrichting van de sociale zekerheid. Dus afschaffing van sollicitatieplicht onder bepaalde voorwaarden of invoering van een basisinkomen. Over een basisinkomen was niet iedereen het echter eens.
Mijn conclusie luidt, dat de meeste aanwezigen het wel eens waren over de noodzaak van drastische veranderingen in de produktie en verdelingsstruktuur. Er werden verschillende creatieve voorstellen gedaan om de problemen tegemoet te treden, varierende van een ander belastingstelsel tot LETS-systemen. Er bestaan echter verschillen van mening over de weg, waarlangs de doelstellingen moeten worden bereikt.
Piet van der Lende.