Commentaar bij De tentoonstelling De Rode Droom, tot en met 26 november 1995 in de Nieuwe Kerk en op de begeleidende bundel De Rode Droom, uitg. Sun, Nijmegen: 24,50 gulden.
In de gids die bij de tentoonstelling werd uitgegeven schreef professor de Rooy een essay over de geschiedenis van de sociaal-demokratie. De professor, die toch een prachtige studie heeft geschreven over werkloosheid en werklozen organisaties in de dertiger jaren, stort bij de eerste de beste zinnen al in het ravijn van de nietszeggende nonsens. “Sociaal-demokraten worden van nature, zo lijkt het wel, heen en weer geslingerd tussen twijfel en tevredenheid. De trots over het bereikte valt voortdurend samen met het besef van het onvolmaakte. Dat is al heel lang zo: het was nooit eenvoudig om sociaal-demokraat te zijn”.
Trots over het bereikte dat samenvalt met het besef van het onvolmaakte lijkt me ook wel iets voor christen-demokraten, gezien hun trots op de verworvenheden van het christendom en hun opvattingen over de zondige mens. En zouden sommige atheistische liberalen op z’n tijd ook niet heen en weer geslingerd worden tussen twijfel en tevredenheid?. Dat is al heel lang zo: het was nooit eenvoudig om christendemokraat of liberaal te zijn. In de eerste bladzijden van de Rooy’s essay wordt een sociaal-demokraat ten tonele gevoerd, die op dezelfde dag getuige was van de legendarische begrafenis van Domela Nieuwenhuis en van een feest van de A.N.D.B. Hoe beschrijft de Rooy de tegenstelling?. De sociaal-demokraat ervaart de beide gebeurtenissen op dezelfde dag als een tegenstelling, waarmee hij erg worstelt, maar wat nu eigenlijk de achtergronden van die worsteling zijn blijft volstrekt duister.
PvdL