Een solidariteitsfonds voor werklozen

Discussie W.B.V.A. met Wim van Seeters beleidsmedewerker Voedingsbond FNV over een solidariteitsfonds voor werklozen d.d. 17 januari 1997 op de Da Costakade. Notulen door mij gemaakt.
Belangrijk is het begrip passende arbeid. Dit is de insteek van de voedingsbond bij de acties van de aardbeienplukkers, aspergestekers e.d. Uitgangspunt is, dat het arbeidsbureau niet zomaar mag zeggen: we vinden dat de categorie van langdu­rig werklozen daar wel geschikt voor is, en die een uitnodi­ging sturen om dat te gaan doen. Passende arbeid moet indivi­dueel getoetst worden, dus ook als Melkert zegt: aspergesteken is passende arbeid voor langdurig werklozen, en als ze het niet doen, dan krijgen ze een strafkorting, dat is onzin. Mag niet aan een groep als geheel opgelegd worden. Hoewel de regelingen wel wat soepeler zijn geworden geldt nog steeds dat in individuele situaties dit medisch, sociaal en fysiek ge­toetst moet worden. Iemand moet in alle drie opzichten voor die arbeid geschikt zijn. Dat staat ook in de Nieuwe Algemene Bijstandswet.
Op een bijeenkomst van de Voedingsbond in Drente trad tijdens de acties voor de potentiële aspergestekers, die in Noord-Holland moesten gaan bollenpellen, een van de aanwezigen naar voren, en zei: als ik nu weiger, en ik krijg een korting, wat doen jullie dan? Uiteindelijk kwam daar uit, dat staken vanwe­ge passende arbeid, georganiseerd door de Voedingsbond, de stakende uitkeringsgerechtigden dezelfde rechten hebben als werkenden, dwz de stakingskas gaat open, na goedkeuring van het Bondsbestuur. Als de Voedingsbond oproept tot actie. Er is toen een reglement gemaakt, als bijlage bij de statuten dat de voorwaarden regelt.
Eerste beperking: het moet gaan om de uitleg van de wet, niet om tegen de wet actie te voeren. Centraal staat het begrip passende arbeid, je moet binnen de wet blijven.
De situatie van Sjaak komt aan de orde. Wat heeft het voor zin, te solliciteren op banen, waar je of niet voor in aanmer­king komt of die niet passend zijn. Dat is hypocriet, je zoekt wel, maar kunt niks vinden. Later werd nog gezegd, dat je ook het perspectief mag benadrukken; uitstroming uit de bijstand betekent, dat je bestaanszekerheid kunt ontlenen aan je werk, en dus niet flexibele arbeid via een uitzendbureau. (Tegenar­gument: dan doe je werkervaring op). Je moet een langdurig werkloze niet dwingen sollicitatiebrieven te schrijven, die geen zin hebben. Behalve dat het hypocriet is, komen hier de sociale factoren om de hoek kijken. In een gemeente werden huisvrouwen in de nieuwe bijstandswet van 50 jaar sollicita­tieplicht opgelegd, dat staat in de nieuwe wet, beide partners hebben die plicht nu. Dan onderhandelt de Voedingsbond met de wethouder om te zeggen: wat heeft het voor zin, die huisvrou­wen dat op te leggen als de ervaring van de afgelopen dertig jaar bestaat uit het huishouden doen? Nadeel van deze redene­ring zie verderop.
Als er niet gespeeld kan worden op het begrip passende arbeid, dan moet je wel principieel zijn. In Utrecht zeggen ze ook, dat er sociale factoren in het spel zijn, zoals een familielid verzorgen. Dat is dan vrijwilligerswerk wat je doet als socia­le factor.
Tweede beperking: er moet sprake zijn van een actie van meer­dere mensen, of er moet sprake zijn van een individueel geval, dat een grote voorbeeldwerking heeft, een ‘structureel voor­beeld’.
Derde beperking: de Bond bepaalt uiteindelijk, hoe hoog de uitkering wordt en hoe lang het duurt. Dat moet je niet uit handen geven. Als de bond geen heil meer ziet in actie, houdt het op.
Een volgende principiële vraag is, of je iemand beneden het bestaansminimum mag drukken. De strafkorting is bedoeld als prikkel, en als je op het bestaansminimum blijft (90% van de bijstandsuitkering) kan het misschien, maar er beneden gaat het de samenleving in feite meer geld kosten, want zo iemand of een gedeelte van mensen met en korting komt in moeilijkhe­den en dan gaat de samenleving daar toch voor betalen.
Vervolgens komt de vraag aan de orde: zal de sociale dienst iemand met een uitkering uit de stakingskas niet korten, omdat je extra inkomsten hebt? Het gaat erom onder welke noemer je die uitkering verstrekt. Verhaal over afschaffing van het vakbondstientje uit fondsen die door werkgever s werden gevuld en uitbetaald achteraf jaarlijks aan de leden. Nu is er nog wel een jubileum uitkering, die in de vorm van cheques aan de jubilaris wordt betaald. Bedrijfstakfonds. Ook kerken kunnen een gift doen; als het niet periodiek is?? Waarom zouden vakbonden dan niet eenmalig een gift kunnen doen?
Er is bij de voedingsbond ook een fonds voor bijzondere finan­ciële hulp. waar oa iemand een uitkering uit kreeg die een nakomertje wilde hebben en daardoor voor bijzondere kosten kwam te staan. Je kunt er in bijzondere omstandigheden een beroep op doen.
Wel zou je eventueel een periodieke uitkering kunnen doen, wanneer iemand door de kortingen beneden het bestaansminimum dreigt te geraken en je zegt: we vullen aan tot dat minimum omdat wij als samenleving vinden, dat iemand daar niet beneden mag zakken en dat principieel uitvechten juridisch.
Maar de medaille heeft ook een andere kant. Je kunt ook zeg­gen: de gemeente en het arbeidsbureau hebben verplichtingen. Dus je wilt voor de mensen, die graag betaald werk willen, en die aan hun lot worden overgelaten een trajectplan. Er zijn mensen die zeggen: ik hoor niet thuis in de D-categorie, waarom stoppen jullie mij daarin? Geef mensen die willen nou een baan. Je kunt mensen niet zomaar zonder ze te raadplegen en in te lichten en overleggen indelen in deze of gene catego­rie.
Je moet in je benadering een onderscheid maken tussen een strategische en een principiële discussie. Zie verderop.
Aan de andere kant van de medaille staat: mensen ertoe ver­plichten, die niet willen, leidt tot niets. Dan moet je op het werk er iemand naast zetten met een zweep. Dat leidt tot niets. Ook daarvoor krijgt de gemeenschap uiteindelijk de rekening betaald.
Als het arbeidsbureau of de sociale dienst nou aanvoert, gezien de arbeidsmarktsituatie ben je daar en daar niet ge­schikt voor-dat moeten ze wel eerst nauwkeurig onderzoeken kun je als tegenargument gebruiken, dat je zegt: het gaat me niet perse om betaalde arbeid, maar om zinvol bezig te zijn in de maatschappij, en daar heb ik bv een opleiding voor nodig. Ook als ik me op die manier wil ontplooien.
Seeters noemt het voorbeeld van eem mevrouw op een bijeen­komst, die zei: ik ben 55 jaar maar ik zou best willen timme­ren en daar een opleiding voor volgen. De zaal lachte haar uit. Maar Wim zei: probeer het te realiseren, want als er in zo’n plaats nou een klussenprojekt is, misschien kan die vrouw daar met enige opleiding best in passen.
Voor iedere werkzoekende werkloze geldt:
1. wil ik betaalde arbeid 2. wil ik vrijwilligerswerk/onbe­taalde arbeid 3. ik wil niks.
Genoegen nemen met vrijwilligerswerk, zeggen laat me dat nou maar doen met vrijstelling van sollicitatieplicht, heeft een nadeel, nl dat je in feite genoegen neemt met zwaar onderbe­taalde arbeid. Je zet aan tot onderbetalen. Je ondermijnt daarmee de positie van mensen die wel een betaalde baan wil­len.
De discussie komt op de basisbaan in Rotterdam. Daar krijgt een beperkte groep een basisuitkering van fl 700,- de WIk is precies hetzelfde. Mensen, die al een deeltijdbaantje hebben, hebben daar belang bij.
In de FNV nota ‘Tijd voor Nieuwe Zekerheid’ wordt gepleit voor een basisuitkering van fl 900,- per individu, die voor alleen­staanden kan worden uitgebreid met een toeslag. Als bijvoor­beeld na twee jaar of een aantal jaren blijkt, dat sociale factoren de inschakeling in het arbeidsproces belemmeren, en de betrokkenen vindt geen werk, dan vrijstelling van de solli­citatieplicht.
De principiële en de strategische keuze komt weer naar voren. Welke invalshoek kies je in je raadsadres?.
Inhoud:
1. De uitkeringen zijn te laag om van rond te komen. Van dien aard.
2.Verplichtingen leiden zeker voor langdurig werklozen niet tot een perspectief op actief zijn. (Dus perspectief op be­staanszekerheid).
3. Sancties leiden niet tot banen of het moet zinvol zijn voor kortdurende werkloosheid of jongeren die zeggen: laat me maar een tijdje niks doen. Het leidt niet tot extra banen, wel tot druk op de ar­beidsmarkt.
4. De sociale dienst moet eerst bezig gaan met mensen die wel een betaalde baan willen die op andere wijze maatschappelijk actief willen worden en die dan op een traject zetten. (Het is nu al zo, dat de sd haar doelstellingen lang niet haalt.)
5. Als blijkt, dat een baan er niet in zit, dan voor die categorie een extra verhoging van de uitkering.

Daarnaast de principiële invalshoek: het is goed dat mensen maatschappelijk actief zijn, dat is goed voor de samenleving die wordt er rijker van. Wie bepaalt wat maatschappelijk zinvol is?.