Ook verschenen in: Solidariteit, nr 87, december 1998.
Het doolhof van de arbeidsbemiddeling – de markt
De privatisering van overheidstaken, als laatste stap in de afbraak van de klassieke ‘welvaartsstaat’, lijkt niet meer te stuiten. Vooralsnog is de chaos echter compleet en vechten publieke en private uitvoeringsorganisaties en verzekeringsconcerns om de brokken die de meeste winst opleveren. De vakbonden lijken geen greep te hebben op de ontwikkelingen. Ondertussen werken wetenschappers aan de verdere ontwikkeling van de ‘culturele economie’, waarbij de oorzaken van armoede worden gezocht in het normen- en waardenpatroon en het gedrag van de mensen die arm zijn. De private ‘integratiebedrijven’ moeten de opvattingen en gedragingen van de mensen die in armoede leven, gaan sturen.
Het gaat overigens niet alleen om privatisering van de sociale zekerheid of arbeidsbemiddeling. Ook allerlei vormen van hulpverlening en welzijns- en buurthuiswerk worden geprivatiseerd. Instituten worden geacht het ‘product’ welzijn op de markt te verkopen. Hetzelfde geldt voor sociaal raadslieden, psycho-sociale hulpverleners en anderen. In het marktgerichte welzijnsbeleid koopt de overheid sociale programma’s van deze instituten. Daarbij ontstaan samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven.
Wij-gevoel
In die samenwerkingsverbanden worden projecten opgezet volgens de nieuwste marketing- en reclametechnieken, zoals het project “mooi zo, goed zo. Heb hart voor de stad Amsterdam”. In vele steden draaien dergelijke projecten. “Het gaat om het kweken van een wij-gevoel”, zegt een ondernemer in een boekje over het project. “Niet alleen in het bedrijf, maar ook tussen het bedrijf en de lokale gemeenschap, waar het bedrijf gevestigd is.” ‘Ideële’ instellingen kunnen een aanvraag doen, bijvoorbeeld voor een kantoorinventaris of een bankje in het park voor bejaarden in de buurt. Of meer politiek getinte milieu- en belangenbehartigingsorganisaties, die wat minder uitgaan van een ‘wij-gevoel’ met ondernemingen en overheid, ook voor subsidie in aanmerking komen blijft onduidelijk.
Ook andere verworvenheden van de oude welvaartsstaat worden geprivatiseerd, bijvoorbeeld de schuldhulpverlening. Zo is Planpraktijk een bedrijf dat de schuldhulpverlening ‘rendabel’ heeft gemaakt. Jet Kremers, voorzitster van de CDA-vrouwen, was tot voor kort directeur. Het bedrijf heeft nu een omzet van 7,5 miljoen gulden en 120 werknemers. Eerst wordt bijvoorbeeld onderhandeld met de schuldeisers over afbetaling van een gedeelte van de schuld. Daarna moet de cliënt nog een tijdje een maandelijks bedrag betalen aan Planpraktijk voor de ‘hulpverlening’.
Concurrentie
Ook in de arbeidsbemiddeling slaat de privatisering toe. Dat gebeurt door de vorming van Centra voor Werk en Inkomen (CWI), waarin de Arbeidsbureaus, Sociale Diensten en uitvoeringsinstellingen worden samengebracht. Daarmee is het einde van de ‘gedwongen winkelnering’ in zicht. De uitkeringsinstanties zijn volgend jaar nog verplicht de begeleiding van hun bijstandsgerechtigden, WW-ers en WAO-ers in te kopen bij de Arbeidsbureaus. Vanaf 2001 mogen de uitkeerders kiezen tussen de publieke Arbeidsbureaus en commerciële uitzendbureaus. De laatste moeten ook bij de CWI betrokken worden, zodat concurrentie kan ontstaan.
De uitgaven voor arbeidsbemiddeling uit de publieke middelen worden verminderd. De Arbeidsbureaus krijgen dit jaar in plaats van 1 miljard nog maar 500 miljoen gulden en daarnaast een prestatiebudget van 500 miljoen, waarbij ze afgerekend worden op het aantal geslaagde bemiddelingen. Dit geld wordt in de toekomst ook gebruikt om uitzendbureaus in te schakelen.
Verder zijn er nu al verschillende gemeenten die de uitvoering van de Bijstandswet uitbesteden aan particuliere bedrijven, zoals accountantsbureaus. En vorige week las ik ergens dat werkgevers de WAO massaal particulier gaan verzekeren. Intussen onderhandelen werkgevers, werknemers en overheid over een volledige privatisering van de uitvoering van de werknemersverzekeringen.
Integratiebedrijven
Commerciële ‘reïntegratiebedrijven’ schieten als paddestoelen uit de grond. Zij werken met een team van psychologen, fysiotherapeuten, orthopedisch chirurgen en ergo-therapeuten. Deze deskundigen hebben een financieel belang bij het zo snel mogelijk aan het werk krijgen van zieke werkne(e)m(st)ers. De desbetreffende bedrijven juichen over de resultaten. Velen, die anders in de WAO zouden zijn beland, kunnen weer aan het werk. Het lijkt een beetje op begeleiding van topsporters. Er ontstaat daarbij een gesloten circuit van hulpverleners en bedrijfsartsen die tegelijkertijd voor commerciële verzekeraars en werkgevers werken. Van een onafhankelijke beoordeling is hier geen sprake meer.
Een voorbeeld is het reïntegratiebedrijf AFP-groep, eigendom van Arboned en de verzekeraars OHRA en Nuts. Zo worden twee belangen gediend. Werkgevers trachten de kosten van ziek personeel zo laag mogelijk te houden. De verzekeraars, die met werkgevers verzekeringen hebben afgesloten, proberen het aantal uitkeringen voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
zo laag mogelijk te houden; zo blijven de WAO-premies laag en kunnen zij concurreren met andere verzekeraars.
Onderlinge tegenstellingen
In de overgangsfase naar verdere privatisering zijn er in veel gemeenten grote tegenstellingen tussen de verschillende in de arbeidsbemiddeling betrokken instanties. Dat zal leiden tot loopgravengevechten tussen uitvoeringsinstellingen van de sociale zekerheid, arbeidsbemiddelingsinstanties, gemeenten, Sociale Diensten en de bureaus die aan particuliere verzekeraars gelieerd zijn. De vraag zal zijn wie in de nabije toekomst een sterke uitgangspositie (misschien zelfs monopoliepositie) op de markt kan verwerven.
Een jaar geleden steggelden de Arbeidsbureaus en de uitvoeringsinstellingen al over een onderlinge taakverdeling. Na veel touwtrekken is afgesproken dat in de CWI’s een tweede selectiegesprek door de consulenten van de Arbeidsvoorziening wordt gedaan. Zij adviseren ook over de scholing of training die iemand krijgt. Vervolgens doet het Arbeidsbureau zelf de bemiddeling. De Sociale Diensten en het GAK wilden zelf gaan bemiddelen, maar dat mocht niet. Uiteindelijk is afgesproken dat het Arbeidsbureau bepaalt welk soort begeleiding de werkzoekende krijgt, maar de Sociale Dienst of de bedrijfsvereniging bepaalt wie daadwerkelijk geholpen wordt. Volgens mij is de competentiestrijd tussen de verschillende organisaties hiermee nog lang niet uitgewoed en is de taakverdeling allerminst duidelijk. In het regeerakkoord zijn al weer nieuwe afspraken gemaakt over een verdere privatisering van het tweede gesprek door Arbeidsvoorziening.
Het lijkt erop dat het langs elkaar heen werken van instanties door de privatiseringsgolf alleen maar wordt versterkt. Ze proberen posities in te nemen die het mogelijk moeten maken elkaar straks op de markt op leven en dood te beconcurreren. Het ‘wij-gevoel’ van het project “mooi zo, goed zo” is hier ver te zoeken.
Regie bij ‘marktpartijen’
De politici die bestuursfuncties innemen, hebben de illusie dat bij de privatisering de overheid de regie kan houden over welk beleid wordt geformuleerd en hoe dat wordt uitgevoerd. Uit het voorgaande mag geconcludeerd worden dat dit uitgesloten is. ‘Marktpartijen, dat wil zeggen particuliere adviesbureaus en andere belanghebbenden, onderhandelen over de verdeling van de overheidsgelden en de wijze waarop het beleid (doelstelling) geformuleerd wordt. Bestuurders waren eerst afhankelijk van een ambtenarenapparaat, nu worden ze dat van de ‘marktpartijen’. De overheid komt bij de uitvoering meer op afstand te staan, waarbij alleen het kostencriterium geldt. Wie het goedkoopste is, krijgt het geld van de overheid. Wat er vervolgens bij de uitvoering in de spreekkamers met de cliënt gebeurt en hoe de doelstellingen van de overheid worden verwezenlijkt, is oncontroleerbaar.
Rol vakbeweging
De vakbeweging lijkt nauwelijks nog invloed te hebben op al deze ontwikkelingen. Symptomatisch voor de machteloosheid van de bonden en de stuurloosheid van hun beleid, is de gang van zaken rond het accoord in de Stichting van de Arbeid (STAR).
Lodewijk de Waal riep dit voorjaar ‘stop de privatisering’. Maar op 19 juni 1998 sloten vakbonden en werkgevers in de STAR een accoord over verdere privatisering van de werknemersverzekeringen. Dat zou vrij snel rond moeten zijn, binnen enkele jaren. Daarbij valt de claimbeoordeling (de bepaling van het recht op een uitkering) buiten de commerciële uitvoeringsorganisatie. Deze wordt ondergebracht in een juridisch gescheiden deel van dezelfde uitvoeringsorganisatie, met tripartiete zeggenschap van werknemers, werkgevers en overheid. In september bleek echter dat de vakbeweging nu weer tegen een al te snelle privatisering is (gedacht wordt aan de langere termijn van een jaar of acht) en dat de claimbeoordeling ondergebracht moet worden bij het publieke deel van de op te richten CWI’s.
En het kapitalisme?
Steeds meer verdwijnt bij al die loopgravengevechten uit beeld dat het kapitalisme nog steeds een systeem is waarin de ene mens de andere hier of elders uitbuit. En dat werknemers zich op basis van onderlinge solidariteit in een vakbond moeten verenigen om deze uitbuiting te bestrijden. Zodat ze de werkgevers door middel van collectieve acties en onderhandelingen onder druk kunnen zetten. Het gaat daarbij om een ‘wij-gevoel’ van de arbeiders, van de mensen die door een uitbuitingssysteem getroffen worden. Dat is een heel ander uitgangspunt dan het ‘wij-gevoel’ tussen de onderneming en de lokale gemeenschap. Maar ach, wordt mij tegenwoordig voorgehouden, dit is ouderwetse retoriek die ik maar niet los zou kunnen laten.
In discussies merk ik dat het moeilijk is uit te leggen wat er nou allemaal tegen die privatiseringsgolf is. Jet Kremers verricht goede daden, want ze helpt mensen van de schulden af. Mijn gesprekspartners zijn dan doof voor het argument dat mensen door dit systeem steeds meer in armoede worden gedrukt. De Stichting Inkomens Beheer in Amsterdam heeft een beruchte reputatie. Sommige mensen krijgen een pasje, waarmee ze maximaal vijftig gulden in de week kunnen pinnen. Daar moeten ze van leven.
Keiharde ideologie
Uitleggen wat er verkeerd is aan de privatisering is zo moeilijk, denk ik, omdat het is gebaseerd op een geraffineerd uitgewerkte, maar keiharde ideologie. Verpakt in mooie slogans als ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ en de redenering dat het in het belang is van alle mensen. De ideologen van de privatisering krijgen vanuit de wetenschap de analyses op een presenteerblaadje opgediend. In het voetspoor van Fukuyama doet de ‘culturele economie’ opgang. Daarin bestaat een sterke wisselwerking tussen economie en cultuur: de normen en waarden die mensen in een bepaalde samenleving hebben en die hun persoonlijk gedrag bepalen. Geconstateerd wordt dat er bij ons en vooral in de derde wereld nog steeds veel armoede en werkloosheid bestaat. Bovendien is het op het ene continent (bijvoorbeeld Afrika) erger dan in het andere (West Europa).
Hiervoor wordt een culturele verklaring gezocht. Niet wordt uitgegaan van de analyse dat de welvaart bij ons zo groot is en daar niet, omdat grote ondernemingen uit het westen een rooftocht over de wereld houden. Een rooftocht, waarbij in de ‘ontwikkelingslanden’ de lokale, kleinschalige productiestructuur in de landbouw vernietigd wordt en de mensen gedwongen worden monocultures te produceren, waarbij ze tegen afbraakprijzen grondstoffen leveren voor de multinationals in het westen die er dure eindproducten van maken. Nee, dat is ouderwetse, ongenuanceerde jaren-zeventig-retoriek. Het is een kwestie van cultuurverschil en daaruit voortvloeiend individueel gedrag. Ons systeem van waarden en normen is nu eenmaal zo dat er bij ons welvaart ontstaat en daar niet. De mensen werken hier harder, dat willen ze ook, ze komen op tijd, ze kunnen beter samenwerken enzovoort.
Opgeld doet de ideologie van het ‘maatschappelijk ondernemen’ en het ‘groen beleggen’. Hierin wordt de noodzaak benadrukt van een passend waarden- en normensysteem in de onderneming om armoede, onderdrukking en milieuvervuiling te voorkomen en welvaart voor allen te produceren. Zo’n systeem moet door het ‘wij-gevoel’ ook gedragen worden door de gemeenschap.
In de ideologie van de culturele economie worden de oorzaken van armoede gezocht in het normen- en waardensysteem en het gedrag van de individuele arme. En niet in het systeem van de economie zelf. Naadloos sluiten hierop aan de depolitisering en individualisering van het werkloosheids- en armoedeprobleem, waarbij de overheid en de geprivatiseerde ‘integratiebedrijven’ proberen het gedrag van de individuele werkloze of arme te sturen en hem/haar een andere houding en andere opvattingen bij te brengen. Zo wordt de ‘schuld’ van de armoede bij de mensen zelf gelegd. Ik zie geen verschil met de manier waarop in de negentiende eeuw de gegoede middenklasse haar rijkdom tegenover de bittere armoede van anderen rechtvaardigde. De emancipatie van achtergestelde groepen moet opnieuw beginnen.
Piet van der Lende
(Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam)