Dit artikel verscheen eerder in maandblad uitkeringsgerechtigden januari 2000.
Zwart zaad
Met zwartwerken kun je je lelijk in de nesten werken. Als de sociale dienst vervolgens ook haar werk niet goed doet, is het einde helemaal zoek. Petra kan erover meepraten.
Petra (haar naam is verzonnen) heeft al jaren een uitkering. Ze is academisch gevormd, maar slaagt er niet in werk te vinden. In die tijd (dit speelt zich af in de tachtiger jaren) is er in haar beroep een groot overschot. Na enige tijd kan ze echter een baantje krijgen. Het baantje is wel zwart. Petra gaat aan de slag. Het werken is prettig; ze heeft geld omhanden.
Na enige jaren komt de sociale dienst erachter dat Petra zwart werkt. De dienst constateert dat er voor 70.000,- onterecht bijstand is uitgekeerd. Tegen deze berekening van de sociale dienst wordt geprocedeerd, maar deze beroepszaken worden verloren. Petra begint daarop met terugbetalen.
In 1994 overlijdt Petras vader. De erfgenamen doen haar een aanbod voor de verdeling van de erfenis. Met dit aanbod gaat zij niet akkoord. De sociale dienst komt erachter, dat er een erfenis is waar cliënte recht op heeft. Per 1 januari 1995 wordt de bijstandsuitkering stopgezet. Met behulp van een advocaat gaat de cliënte in bezwaar bij burgemeester en wethouders. Het bezwaarschrift wordt afgewezen. Daarop stelt de advocaat beroep in bij de rechtbank. Er is immers wel sprake van een erfenis, maar er is ook een conflict over de verdeling ervan. Cliënte beschikt nog niet over haar deel. Zolang de procedures nog niet afgewikkeld zijn, en nog niet bekend is hoeveel cliënte zal krijgen, moet de bijstandsuitkering doorlopen. Eventueel in de vorm van leenbijstand.
De rechtbank erkent dat dit het geval is. De erfenis is nog niet opeisbaar, en de uitkering moet doorlopen. Cliënte leefde ondertussen van geleend geld van familie, waarmee nog wel een goede relatie bestaat. Nog wel.
In de periode daarna leiden telefoongesprekken met en brieven aan de Sociale Dienst met de vraag, wanneer de dienst tot uitbetaling overgaat, niet tot resultaat. Pas in oktober 1997 zegt de Dienst eindelijk, dat zij tot uitbetaling overgaat van de periode januari 1995 tot oktober 1997. Daarna is het enige tijd stil. Juni 1998 is er nog niets uitbetaald. Petra heeft nog steeds geen cent gekregen, terwijl er recht op bijstand bestaat vanaf januari 1995. Na interventie van een advocaat zegt de sociale dienst een nieuw onderzoek te zullen starten. Men wil weer alle gegevens over de nalatenschap, terwijl die gegevens al diverse malen zijn verstrekt. Gezien dit laatste gaat de advocaat tegen deze beslissing van de sociale dienst in beroep.
Ondertussen slepen de juridische procedures over de verdeling van de erfenis zich voort. In december 1998 wordt het bezwaar gegrond verklaard. Pas in februari deelt de sociale dienst mee, dat opdracht is gegeven de achterstallige bijstand vanaf januari 1995 uit te betalen. Maar dan doet zich een nieuwe moeilijkheid voor. De sociale dienst deelt tevens mee, dat de software die bij de dienst op de computers is geïnstalleerd een zo groot bedrag (bijstand van meer dan vier jaar) niet in een keer kan uitbetalen.
Daarom krijgt cliënte het bedrag in maandelijkse termijnen van 7000,- Maar zoals we in het begin zagen, heeft de sociale dienst nog 70.000,- van cliënte tegoed. Daarom wordt van het bedrag van maandelijks 7000,- tien procent ingehouden. Het resterende bedrag wordt overgemaakt op haar bankrekening.
Maar er is bij de sociale dienst ook een afdeling Debiteurenbeheer. Deze afdeling heeft waarschijnlijk geen enkel contact gehad met de afdeling die de zaak van Petra behandelt. Zij constateren slechts, dat er hoge bedragen aan cliënte worden uitbetaald. Deze afdeling laat vervolgens, nadat het bedrag van 90 procent aan cliënte is uitbetaald, beslag leggen op haar bankrekening. Vervolgens wordt cliënte via de deurwaarder gedwongen om de uitbetaalde negentig procent weer terug te betalen aan de sociale dienst.
De advocaat van cliënte constateert dat weliswaar beslag gelegd mag worden op een bijstandsuitkering, maar dat dit niet verder mag gaan dan tien procent van de bijstandsnorm. De overblijvende negentig procent is de zogenaamde beslagvrije voet, waarop dus geen beslag mag worden gelegd. Daarop sommeert de advocaat de gemeente, de door de Sociale Dienst uitbetaalde en de aan haar terugbetaalde negentig procent weer aan cliënte terug te betalen.
Dit weigert de sociale dienst. Maar de advocaat weet, dat de deurwaarder wat dit betreft een zelfstandige bevoegdheid heeft. Hij mag zelfstandig beoordelen, of de beslaglegging in overeenstemming is met de wet. Wanneer bij hem bekend is, dat er beslag gelegd is op een bijstandsuitkering en een instantie probeert abusievelijk nog verder beslag te leggen, dan moet hij zelfstandig beslissen, dat dit nieuwe beslag niet gelegd mag worden. De deurwaarder heft daarop, na interventie van de advocaat, het beslag op.
Probleem is wel, dat er inmiddels al bedragen aan de sociale dienst zijn terugbetaald. Onder dreiging van een kort geding heeft de sociale dienst daarop besloten, eieren voor haar geld te kiezen, en het bedrag dat reeds onder het beslag was gevallen terug te betalen. Dit geld blijkt bij de deurwaarder op een rekening geparkeerd te staan, al vanaf het begin dat beslag was gelegd. Cliënte kreeg het geld. En dat was maar goed ook, want de familieleden waarvan cliënte geld leende stopten hiermee, ze zat nu op zwart zaad. Er dreigde ontruiming vanwege huurachterstanden, het gas en licht was al afgesloten.
Na bijna vijf jaar kreeg cliënte eindelijk haar bijstand.
De advocaat gaat nu alle kosten van juridische procedures, plus wettelijke rente en smartengeld van de sociale dienst terugvorderen. Intussen slepen de procedures over de erfenis zich voort. Als de sociale dienst zich vanaf het begin aan de uitspraak van de rechter had gehouden, was dit allemaal niet nodig geweest. En dat geld van allerlei beslagleggingen, dat blijkbaar maandenlang op rekeningen van deurwaarders staat geparkeerd: wie profiteert er van de rente? En hoe is de controle op de terugbetalingen aan de sociale dienst?
Piet van der Lende
In Gang van Zaken komen uitkeringsgerechtigden aan het woord. Over hun zoektochten door het doolhof van instanties en de problemen die zij daarbij tegenkomen. De verhalen worden doorgaans opgetekend door Piet van der Lende van de Bijstandsbond. Het adres van de Bijstandsbond vindt u in de Adressenlijst op pagina 16