Dit artikel is in geredigeerde vorm verschenen in het Maandblad Uitkeringsgerechtigden (MUG) van november 2000.
Het is bekend, dat er al enige jaren geleden een premieverordening is ingevoerd voor clienten, die een sociale activeringstraject volgen. Maar ook dat de toekenning en de betaling ervan stuit op allerlei bureacratische omslachtigheden. Hoewel dit officieel wel moet kunnen, kun je niet zomaar naar de sociale dienst stappen en zeggen: ik doe vrijwilligerswerk, kan ik voor de premie in aanmerking komen. Er moet eerst een ingewikkeld sociale activeringstraject worden afgesproken met begeleiding, voor je in aanmerking komt. En dan nog. Een voorbeeld. Op 30 november 1998 heeft een client een eerste gesprek met een toeleidingscentrum. Na enige gesprekken wordt besloten, dat de client een sociale activeringstraject zal volgen dat toeleidt naar vrijwilligerswerk. Betaald werk zit er voor deze fase 4 client voorlopig niet in. In gesprekken met de maatschappelijk werkster die hem begeleidde, was de client al in januari/februari 1999 toegezegd, dat hij voor de premie vrijwilligerswerk en onkostenvergoedingen zoals reiskosten in aanmerking zou komen. De client gaf aan, dat hij al vrijwilligerswerk deed, maar dat was niet goed. Hij moest perse eerst naar de vrijwilligersecentrale, en daar nieuw vrijwilligerswerk zoeken middels gesprekken met een bemiddelaarster van de centrale. Zo kwam hij aan nieuw vrijwilligerswerk, naast het bestaande. Op eigen verzoek volgt de client in maart/april 1999 een cusrsus typen en pc-introductie. De kosten betaalde de client eerst zelf. Pas achteraf werd bepaald, dat hij daarvoor een vergoeding zou krtijgen. Pas in juni 199 werd dit bedrag betaald en ontving hij een beschikking. Over premies sociale activering werd in de beschikking niet gepraat. Hij moest het dus wel zelf voorschieten en hij moest dus twee maanden op de toekenning en het geld wachten.
In september gaat de client aan de gang met in overleg met de vrijwilligerscentrale vastgesteld nieuw vrijwilligerswerk in een tuin. In october gaat hij ook nog een cursus tekstverwerken doen op eigen verzoek. Die cursus mocht hij volgen en hij zou voor een vergoeding in aanmerking komen, maar wel eerst weer zelf voorschieten.
Wat de toezegging van de premies sociale activering betreft: het duurde ruim een jaar, en er gebeurde niets. In juli 2000 pas kreeg de client een serie beschikkingen, in totaal drie, alledrie gedateerd op 11 juli, waarin werd meegedeeld, dat hij in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand in de vorm van lesgeld voor een computercursus, reiskosten en een sociale activeringspremie. Dit lijkt eenvoudig, maar dat is het niet. De drie beschikkingen alledrie op dezelfde dag verstuurd, gaan eigenlijk over vier dingen: de eerste is de vergoeding voor de cursus tekstverwekren, die hij in october 1999 had gevolgd. (dat is dus op 11 juli 2000 acht en een halve maand geleden). Volgens de beschikking was het uit te betalen bedrag fl 102,50. In de tweede plaats staat in een tweede beschikking: ‘ op 15 september 1999 vroeg u bij ons bijzondere bijstand aan voor reiskosten’ . ‘ U ontvangt een bedrag van fl 165,00’ . De beschikking is dus zoals gezegd gedateerd 11 juli 2000. De derde beschikking heeft betrekking op twee zaken. Client ontvangt een bedrag van fl 160,00 op basis van 32 dagen bezig zijn, in de loop van het jaar, zijnde fl 5,00 per dag. ‘ U kunt deze premie zien als blijk van waardering voor uw inzet’ .
Ten tweede ontvangt de client voortaan een bedrag van fl 10,00 per maand voor 2 dagen vrijwilligerswerk per maand. Het is volstrekt onduidelijk hoe de sociale dienst aan deze bedragen komt. Client doet minstens twee dagen vrijwilligerswerk in de week, en zou dus minimaal fl 40,00 in de maand moeten ontvangen.
In augustus ontvangt de client een aparte uitkeringssepcifiactie naast de gewone, waarin de bedragen uitbetaald worden. In totaal fl 467,50. Wel is het bedrag van fl 160,00 geboekt onder het kopje ‘renteloze lening’ . Client moet dit wellicht terugbetalen?
In october komen er weer twee brieven. Client heeft ondertussen aangekaard, dat hij al heel lang vrijwilligerswerk doet bij een sauna. In de brief van october wordt meegedeeld, dat clinet voor 24 maanden een sociale activeringspremie ontvangt van fl 520,08. (Je kunt maar maximaal twee jaar voor de sociale activeringspremie in aanmerking komen).
De tweede brief van october krijgt client een activeringspremie van fl 213,36 omdat hij vrijwilligerswerk doet in de tuin van een cursuscentrum. Hoe men aan dit bedrag komt en waarvoor het precies is, blijft volkomen duister. Er staat dat het weer een vergoeding is voor activiteiten. Te vergoeden met fl 5,00 per dag. Begrijpt u hoe je bij fl 5,00 per dag aan fl 213,36 komt? Dat geldt overigens ook voor de andere bedragen, bijvoorbeeld fl 520,08, hierboven genoemd.
Client krijgt uiteindelijk na meer dan een jaar ongeveer fl 1000,00 aan onkostenvergoedingen, reiskostenvergoedingen, activeringspremie en vergoedingen voor gevolgde cursussen, die hij zelf heeft moeten voorschieten,. En op de betaling waarvan hij een jaar heeft moeten wachten. U ziet, de sociale dienst zegt in haar beleidsnotaas, vrijwilligerswerk te stimuleren, en in de beleidsnotaas die door de gemeenteraad worden aangenomen staan fraaie formuleringen, maar in de praktijk wordt de client geconfronteerd met een hoop ambtelijke rompslomp om relatief kleine bedragen. Commentaar van de client: dit kost meer werk dan dat het geld oplevert’ .
Piet van der Lende